In die tijd kwam de kassenbouw in opgang, Duif bouwde achter het huis ook
druivenserres, verder werden er tomatenplantjes opgekweekt in roodstenen
potjes, hij deed dit ook voor andere kwekers. Daarbij dus nog de bloemen en de
witlofpennen. Een florerend bedrijf.
De volwassen zonen en dochters trouwden en op Kees Duif na kregen ze allemaal
kinderen, zoon Kees woonde een paar huizen verder op nummer 20 en zoon Jaap
nog weer even verder in het arbeidershuisje van zijn vader. Ze werkten mee in het
bedrijf, de dochters verhuisden, I naar Tjallewal en 1 naar Broek op Langedijk. Het
noodlot sloeg toe in het gezin van moeder Neeltje, haar man Gerrit Wagenaar stierf
op 37 jarige leeftijd aan de gevolgen van buikvliesontsteking. Het gezin had op dat
moment 4 kinderen, Jan, die leed aan doofheid, Teetje, Jack en Klaas, als jongste
nog maar 7 maanden oud, en dat in een heel moeilijke tijd, armoe troef. Vader
Jacob Duif bood toen Neeltje aan om met haar gezin bij hen in te wonen, ze kon
dan ook de zorg voor haar ziekelijke moeder op zich nemen, haar moeder stierf
2 jaar later in 1938. Moeder Neeltje sliep met haar gezin in de darskamer, in twee
tweepersoonsbedden, zoon Jan in een eenpersoonsbed op een afgescheiden stuk op
de Dars. In z'n algemeenheid een goede oplossing voor beide gezinnen, maar toch...,
zover men zei heeft ze nooit een klacht geuit.
In de oorlogstijd werd er ook nog ruimte gemaakt voor evacuees uit Den Helder,
de familie Sinjewel, die met een gezin van 5 personen in de voorkamer verbleven,
twee bedsteden en een kermisbed om te slapen en een lampetkan met water
voor de wasbeurt en een tafel met stoelen. Ze moesten het er maar mee doen
in die oorlogsjaren. Er huisden dus heel wat mensen in de Stolp, de indeling
van de kamers met bedsteden en boven de grote zolder, elkaar ruimte gunnend,
en ook nog voedsel voor allemaal... een hele uitdaging. Duif had een koe in de
schuur bij zoon Kees. Er werd melk gekarnd voor boerenbutter. Jack kan zich de
overvliegende vliegtuigen richting Bergen op 10 mei 1940 nog goed herinneren.
Ook moest hij maandagmorgen voor schooltijd een bus heet water voor moeder
Neeltje halen voor de was bij Jan Roos in de Vijzellaan. Dat wassen was een
hele gebeurtenis, de witte was werd tevoren in een grote ketel opgekookt op een
vuurduveltje in het wasboetje, daarna in de wasmachine bewerkt en dan het
spoelen op de hand, daarna werd het uitgelegd op 'De Bleek'. In het gebruikte sop
werd dan de bonte was gewassen, overalls, manchester broeken en blauwe kielen,
als alles droog was kwam dan de strijkklus nog, een hele drukte al met al!
178