Donald Bamberg hoopte dat zijn celgenoot Klaas Barten de beker van de ellende in
de concentratiekampen niet tot op de bodem had hoeven leegdrinken. IJdele hoop
bleek achteraf. Van 8 november 1942 tot 4 april 1943 zat Barten in kamp Amers
foort, daarna moest hij naar Vught en op 6 september 1944 werd hij vanwege de op
mars der Geallieerden gedeporteerd naar Sachsenhausen. In het voorjaar van 1945
werd dit concentratiekamp ontruimd en werd hij voor de oprukkende Sovjetlegers
uitgedreven naar Neuengamme dichtbij Hamburg. Vlak voor de bevrijding is hij ge
storven. Pas in oktober 1951 kreeg zijn familie hierover officieel uitsluitsel.
Donald Bamberg heeft zijn kampervaringen op schrift gesteld. Zijn boek Dossier NN
(Nacht und Nebel) werd in 1985 uitgegeven bij Unieboek. Toen had de uitgever nogal
in het oorspronkelijke manuscript gesnoeid. Maar op 2 oktober 2010 is een nieuwe
uitgave van Bambergs boek gepresenteerd bij de herdenking van de razzia in Put
ten op 2 oktober 1944. Het gaat nu om het volledige, oorspronkelijke manuscript.
De Stichting Oktober 44, die de herinnering aan de wegvoering van de mannen uit
Putten levend houdt, was de drijvende kracht achter de heruitgave. Bamberg heeft
namelijk hele passages gewijd aan zijn kampleven tussen honderden Puttenaren.
Waarom kwam Bamberg pas in 1985 met zijn boek? In het slot van zijn voorwoord
('s Gravenhage, najaar 1982) geeft hij hiervoor de volgende verklaring:
Daarin heeft hij volkomen gelijk, maar deze lang uitgestelde reflectie heeft een groot
nadeel: de afstand in tijd doet de herinnering vervagen, vooral waar het namen,
data, de opeenvolging van de gebeurtenissen enz. betreft. Illustratief daarvoor is de
weergave van het contact dat Don Bamberg had met Klaas Barten in de cel aan de
Weteringschans. Blijkbaar kon hij zich Klaas naam niet meer goed herinneren, want
hij noemt hem Henk Bartels. Hij beschrijft de ontmoeting in het volgende citaat:
(Bamberg, pp. 60, 61):
Het wilde niet lukken. Er moest eerst lange tijd overheen gaantotdat de wonden
enigszins waren geheeld om voldoende afstand te kunnen nemen van hetgeen is
gebeurd tijdens de jaren 1939 - 1945, een periode, die de moderne geschiedschrijver
terecht classificeert als het dieptepunt in de menselijke beschaving.'
'De cel waarin ik nu was ondergebracht was mooier dan mijn eigen trouwe B 1/3.
Als ik spreek van mooier, dan bedoel ik daarmee de vloer. De tegels glansden alsof
zij in de was gezet waren. Ik leerde reeds spoedig, dat dit door de poetswoede van
mijn nieuwe celgenoot kwam. Hij was een man van naar schatting vijfenvijftig jaar,
klein, tenger en hij had een gezicht, dat me sterk aan een geit deed denken. Deze
105