zien en leren kon ook gebeuren in de smederij van Maarten Riedel. Waar nog hoefijzers voor
paarden met de hand werden gesmeed. Ook nog nadat in die beginjaren 1930 'prefab' hoef
ijzers op de markt waren gekomen. Want de Pancrasser paardeigenaren (zoals de groenteboer
Jan Jonker) vonden Maarten's 'maatschoeisel' beter dan die 'gelijkschakelende' nieuwigheid.
De andere vriendelijke en leerzame smid was Jan Modder en diens zoon Piet. Zij hadden
een vouwmachine waarmee je zinken dakgoten kon maken. Ook Bakker de schilder was een
aantrekkelijk bedrijf. Hij was zo vriendelijke en geduldig je te leren hoe je moest plamuren en
schuren, grondverven en afschilderen.
Terwijl de timmerman Simon Zeegers je hielp hij het leren zagen en timmeren. Zijn zoons Kees
en Piet hielpen de 4-jarige Charles bij het vervaardigen van de door hem ontworpen duwauto's,
met korte plankjes afvalhout. De wielen waren afkomstig van afgedankte kinderwagens. Die
waren in die tijd soms vroegtijdig opgedoekt, omdat de hoge (en praktische, want de moeders
hoefden niet te bukken) kinderwagens op grote spaakwielen, werden vervangen door moderne
(lage), met kleine wielen met rubber banden. Zo raakten die oude kinderwagenwielen beschik
baar voor de Pancrasser Zeegers-Destrée automobielindustrie. De foto's, genomen in de jaren
1930 in de achtertuin van het doktershuis, geven een beeld van deze allereerste Pancrasser
ecologische 'automobielindustrie'.
Kees en Piet Zeegers vertonen
hun prototype aan de ietwat
sceptische Kees Destrée.
Kees Destrée met
hondenwagen 1930
Kees Destrée in
trapauto. 1932
98