41
In 1642 maakte men voorzover
bekend de eerste kachels van
gietijzer, gegoten in houten mal
len. Deze kachels hadden geen
open vuurkorf, maar bezaten
een gesloten ruimte met twee
openingen die verstelbaar en
afsluitbaar waren. De onderste
opening was voor de lucht
toevoer en de bovenste was
verbonden met de afvoer (de
schoorsteen). Door het verstel
len van de openingen regelde je
de verbranding.
Grote voordeel was in de eer
ste plaats het zuinige verbruik
van de brandstof. Je deed er wel
drie maal langer mee dan met
de open haard.
Hoewel wij in Nederland deze ontwikkelingen al kenden van de ervarin
gen in de omringende landen, duurde het nog wel tot 1880 voordat men
in Nederland op grote schaal overging op het gebruik van de kachel. Dat
was mede een gevolg van het populairder worden van de steenkool als
brandstof.
Zeer veel zag men hier de gietijzeren potkachel en later ook de potkachel
van dun plaatstaal. Die werd ook wel vuurduvel genoemd want het dunne
plaatstaal was snel roodgloeiend waardoor de kachel een rode buik kreeg,
die snel zijn warmte aan de omgeving afstaat en waar men op kon koken.
En dan kun je er op wachten. Er ontstaat een industrie gericht op het
maken van haarden en kachels. Eerst in gieterijen, maar later in gespeciali
seerde kachelfabrieken.
De haarden bestonden uit een vuurkorf die tegen een wand was geplaatst
en aan de voorkant was afgeschermd door een fraaie gietijzeren mantel
die het geheel aanzien gaf en een soort status symbool werd. Daarin zaten
mica ruitjes waar doorheen je het vuur zag branden.
In Nederland hadden wij b.v. Jaarsma die al eind 18-de eeuw haarden
maakte. Bekend zijn verder Etna en niet te vergeten DRU, (opgericht in
1854) die zelfs al 250 jaar bestaat. En natuurlijk Daalderop, waarvan wij
ook enkele fraaie producten afbeelden.
Oliekachel