Langs drogist Laborie liep ik in de richting van de Laat, stak de weg over
en ging weer een steeg in, waar Peter de Zigeuner woonde. Deze verstopte
me in een doodskist. Of ze om me hebben gezocht, weet ik niet, in ieder
geval kregen ze me niet te pakken.
We zijn daarna al spoedig terug naar Haarlem gegaan.
Maar in 1944 gingen we weer naar Alkmaar. Daar was beter aan voedsel te
komen. Daar heb ik ook mijn latere echtgenoot Theo Jansen ontmoet. Ook
Theo was bij het verzet. Hij werd gevangen genomen en naar Duitsland
gestuurd, net over de grens in de buurt van Emmeringen en Rees. Met an
dere slachtoffers moest hij in een bouwvallige schuur bivakkeren.Wanneer
ze in het over de vloer uitgespreide stro lagen konden ze door de kieren
in het dak de blauwe lucht zien. Gelukkig kwamen de geallieerden steeds
dichter bij. Op een avond begonnen de Tommies het kamp met bommen
te bestoken. Daar hadden de kampwachten niet van terug, ze namen ijlings
de benen en lieten de aan hen toevertrouwde gevangenen aan hun lot
over. Het duurde niet lang of ook die maakten dat ze wegkwamen, ze sto
ven alle kanten uit.
Theo had ook de benen genomen. Hij zag dat er op twee vrachtauto's
gewonden werden geladen. Een bij de auto staande soldaat schreeuwde
een nummer en Theo riep: "Ich!" De auto's brachten de gewonden naar 's
Heerenberg om daar te worden verpleegd. De paters daar hielpen Theo te
ontvluchten. Hij wist op een kolentrein te komen die naar het westen ging.
Bij een station in de buurt van Amsterdam begon de trein af te remmen.
Hiervan maakte Theo gebruik en wist hij heelhuids de trein te verlaten. In
Amsterdam woonde een tante van hem en daar klopte hij midden in de
nacht aan. Tante deed het raam op een kier en schrok zo van die zwarte
verschijning dat ze meteen het venster weer sloot. Bij zijn grootmoeder
vond Theo onderdak en daar bleef hij tot de bevrijding. Wel hield hij een
longziekte aan deze gevangenschap over.
Later sprak hij iemand, die toen Theo zijn verhaal deed, hem vertelde dat
hij geluk had gehad. Veel gevluchte gevangenen waren later door de Duit
sers gegrepen en vervolgens tegen de muur gezet en gefusilleerd.
Greet besloot haar verhaal met: "Na de oorlog kreeg ik spijt als haren op
mijn hoofd dat ik me zo voor het verzet heb uitgesloofd. Ik hoopte op een
betere wereld, maar ben daar zwaar in teleurgesteld.
Ook moet ik niets meer van kerken hebben. Daar zien ze me niet meer.
Wel geloof ik in God, in Iets dat hoger is."
Gegevens van mw. G.Jansen de Boorder
56