U raadt het al, in dit geval ging het over de familie Kleimeer.
Het boekje begint met een kaart van Hollands Noorderkwartier naar de
situatie in 1288. Deze kaart is te zien op voorgaande pagina.
De tekst waar het boekje mee opent wil ik u niet onthouden. Dit heeft na
melijk alles te maken met het ontstaan van polders en de voorgeschiedenis
van de waterschappen.
Van plas tot polder.
'Phls bijder gratie Gods Coninck van
Castiliën, van Leon, van Arragon etc. Al
len den ghenen die deze tegenwoirdi-
gen zullen zien, saluyt'.
Zo begint het octrooi om te 'mogen be-
dijcken zeeckere meeren genaempt die
Cleymeeren' dat Philips II van Spanje
op 25 augustus 1567 te Brussel onder
tekende; 4e geluwe register der Grafe-
lijckheids Rekenkamer, inv. 11 R A. Den
Haag).
Deze Cleymeeren lagen in de banne Coedijck, ten noordoosten van Koe
dijk in het gebied van het Geestmerambacht. Dit westelijkste van de vier
ambachten in West-Friesland vormde een eigen waterschap met een ei
gen boezem, de Raakmaatsboezem. In het westen werd de polder Geeste-
merambacht beschermd tegen de Rekere door de Coedijck, tegenwoor
dig Noordrekere geheten, en in het oosten tegen het water van De Waert
(Heerhugowaard) door de Oosterdijk. De oostgrens van het ambacht lag
echter heel bij Veenhuizen en de Langereis. De Waert (Heerhugowaard) lag
dus in het Geestmerambacht. Het hele gebied bestond
uit plassen, sloten en moerassige gronden, waarop hoof-
zakelijk riet groeide.
Philps had het druk in die tijd.Al eerder in 1561 verleende
hij octrooi aan de Alkmaarse poorter -Claes Fleindricxs-
voor het bedijken en droogmaken van de Vroonermeer.
Om de waterhuishouding van o.a. dit ambacht, en van wat thans grofweg
Noord-Holland boven het IJ is, te kunnen regelen en in de hand te houden
was al in 1544 door Karei V het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende
Sluizen in Kennemerland en West-Friesland ingesteld.
190