132 Want ik voor mij, dat geef ik toe Kende geen noot, zo groot als een koe En dan die kruisen en die mollen, 't Is of ze op het papier gaan tollen. Nu worden we wijs uit mol, kruisen streep, en kennen we al wat de vingergreep. Er zijn er bij ons al present Die al meester zijn op een instrument. De bugels, pistons en de trompet, Die spelen als gesmeerd met vet. De althoorns en de saxofoon Die blazen al een zuivere toon. De trombones en de bariton naar den aard Dat is ook al de moeite waard. Als Klaas zijn bariton laat horen, Klinkt dat niet zuiver in je oren? En dan die mannen met de bas Dat gaat toch ook al eerste klas Want met een bas goed experimenteren, Is niet zo gemakkelijk te leren In 't begin dacht ik soms, krijg de vellen Geregeld weer te zitten tellen. De tamboer en de grote trom Die slaan de maat ook steeds alom. Om dat er allemaal in te moffelen, Moet men heel wat roffelen. Bij dat aller soort geluid Hoort men de grote trom er uit Die maat steunt ons verband, Het is ons rechterhand. Ja, Louw met zijn kolos, Die slaat er flink op los. Zo geven wij ons weiding, Onder ijverige leiding. Van Marinus van den Burg Dat is oké maak u geen zurg. Geen werk was hem te veel Hij vormde ons geheel. Wij staan nu op ons bene, En zeggen straks: hier is Irene.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 2006 | | pagina 134