De huls van 22 mm werd op een zelf gemaakt houten geweer gemaakt, goed vast natuurlijk. Verder werd de kleinste huls vol gepropt met cellu loid en aangestoken, en in de grote huls geslagen Er werd alleen omhoog gericht en dan wachten op de klap. Dat was onvoorstelbaar zo n kracht als daar van uit ging. Die huls was niet te volgen zo hoog als dat ding ging en meestal niet meer terug te vinden. Als er een vliegtuig neergehaald werd dan waren wij er ook als de kippen bij. Nou heb ik daar niet zoveel herinneringen van, alleen in Koedijk in het land. De Duitsers hadden hem al leeggehaald en hadden ook de ramen eruit geslagen, voor zover dat nog niet was gebeurd door het ongeluk. Dat glas, daar ging het om. Dat was plexiglas en wel van één cm dik en het was aan een kant zwart gespoten. Ik maakte daar bijtringen van voor de kleine kinderen - baby's- dat was daar prachtig spul voor. Ik vond daar ook een heleboel geweerkogels, volle wel te verstaan. Die gingen ook mee. Samen met Piet Wagenaar wisten wij daar ook wel wat mee te doen. We stookten een vuurtje in de schoorsteen bij hun achter het huis. Dat was dus zo n schoorsteenpijp die als afvoer diende voor de ketel waar ze die tomatenkassen mee warm stookten. Er zat een scharnie rend luik voor en daarachter zat een ruimte waar wij dan in stookten. Op een dag waren wij ook weer bezig met stoken, wij dachten gelijk aan het zelfde, de kogels. We togen naar onze schuilplaats, die was namelijk onder de grond, daar waren wij heel veel te vinden, die was gelegen in de appels- en perentuin, en daar lagen de kogels opgeborgen Allebei onze zakken vol en op weg naar de stook. Deurtje open, handje vol er in, deurtje dicht. Een pracht wat een lawaai was dat, heerlijk voor ons. En nog meer handjes er in, nu als je er aan terug denkt, dan zijn wij toch steeds weer door het bekende oogje gekropen. Wij sliepen ook wel eens onder de grond, niet voordat het gekeurd was door onze ouders. We hebben hier ook leren ro ken onder de grond. Piet had een broer, die heette Kees, die was heel wat ouder dus die rookte al reeds. Hij kocht zijn sigaretten in een slof, maar voor mijn gevoel, was die slof groter dan die van tegenwoordig. Hij bewaarde ze boven op zijn slaap kamer, daar haalden wij dus ons rookwerk vandaan, het merk was meen ik Player, die luchten zo lekker als ze branden, maar ook als ze niet branden. Vroeger stonden de wc's boven de sloot en, ze noemden die huisjes de plee. Meestal lag er in de loop der jaren wel een heel bergje onder. En dan kon je dus zien als je klaar was wat je had neergelegd. Nu wisten wij van iemand die altijd om dezelfde tijd naar dat huisje ging en wij gingen alvast die kant op totdat hij binnen was. 102

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 2006 | | pagina 104