Je gaat wel eens met een
visser mee en leert zo het
een en ander. Je krijgt dan
wel eens een oud fuik dat
na wat reparatie nog ge
schikt is en dan zet je die
ergens neer. Voor zeelt
moet je langs de kanten
zijn, want daar zwemt ie
want hij leeft van torren
en wurmpjes. Die fuiken
voor zeelt hebben 2 ope
ningen met een flap en
ze heten zeeltrobben. Ze
zijn soms -de zeelt- wel
50 cm. lang en hebben
weinig schubben, net als paling. Na de vangst doe je ze eerst een paar we
ken in een kuip want ze moeten de grondsmaak nog kwijtraken. Dan de
kop en de staart er af en 1 nacht in de azijn met wat zout Gaar koken en
dan gaat de huid er gemakkelijk af. Ook in het zuur zijn ze heerlijk.
De kleinere zeelt verkocht je ook. Die deed men gewoon in de regenton
want die houden het water schoon en dan heb je goed drinkwater. Je lust
behalve zeelt natuurlijk ook wel baars of paling. Die palingen zijn heel slim
en de palingstand is een aflopende zaak. Paling is een luxe en dat is duur.
Toen de zuurkoolfabriek nog bestond en ging draaien, dan waren de palin
gen als de dood voor het zwarte afvalwater en trokken massaal de polder
in. Naar het Ambacht, Koedijk en Warmenhuizen. Wanneer je dan op de
juiste plaats de fuiken zette, dan had je een pracht van een palingvangst.
Dan deed je ze in een houten kaar en als dan de markt was in Schagen dan
ging je ze op de markt roken.Vaak ging je ook paling vangen met de lijn.
Dan moest je eerst wurmen zoeken. Meestal na een regenbui in smalle
steegjes en straatjes en je kon ze zo oprapen. Dikke regenwurmen die je
in stukjes knipte en aan de haken deed. Je had een lange lijn en daaraan
hingen dan veel korte lijnen, elk met een haak met een wurm. Dat heette
lijnen. Of je ging doggeren, met een stuk hout (de dogger) waaraan je een
lijn bond met een haak met een wurm of een visje. De lijn was zo lang dat
de haak op de bodem lag. Je had er soms wel 50 uitstaan. En s' morgens
zocht je de houtjes die ergens in het riet lagen. Ophalen en zien wat je nu
weer voor verrassing gevangen had.
40
Ook een fuik,.