Toen kwamen ook de "trekkers", mensen uit de stad met handwagens
om voedsel. Kwam je uit school dan zaten er al een paar te smullen van
moeders bruine bonen. Een zwarte periode.
In deze tijd was er voor de burgers ook een gaarkeuken in de Christelijke
School. Vele gezinnen maakten daarvan gebruik.
Vanaf de Benedenweg kwam door 't Pauwenlaantje een al oude man,
Kansen genaamd. Die had een pannetje met een gaatje er in.Als er soep of
iets dergelijks in zat, dan zag je het lekken.
't Gebeurde ook wel dat een gezin dat zelf eten verbouwde en dus geen
gaarkeuken nodig had, een kind van de buren (zoals wij het deden) of
waarvan men wist dat er hulp nodig was, liet mee-eten.
Er waren vele stadskinderen in het dorp ondergebracht, uit Rotterdam,
Schiedam, en Amsterdam, en andere plaatsen.
Er gebeurden in die tijd gelukkig ook
andere dingen. Kinderen blijven gelukkig
kinderen. Op Zondag tegen etenstijd
kwam er wel eens een vreemde figuur
langs. Een lange man helemaal in het
zwart, hoed op en een wandelstok in de
hand. Pief paf poef noemden wij hem.
Als je iets tegen hem zei wees hij met z'n
wandelstok naar de spreker en riep: "pief
paf poef". De andere Zondag werd hij
opgewacht door de jeugd.Toen zagen we
door de kamerramen dat hij heel hard kon
lopen! Hij rende achter een buurjongen
aan, die ternauwernood z'n huis in kon
vluchten (Tinus Kooy)
Als er sneeuw op de weg lag werd daar zand op gestrooid.Wij maakten dan
evengoed wel glijbanen. Daar waren de kerkgangers niet zo blij mee.
De dikke sneeuwplak op straat moest er weer een keer afgehaald. Ieder
voor z'n eigen huis. Dan hielpen wij onze buurman die dat niet kon. Met
een koevoet en een platte schep gingen de plakken wel los. Dat was in
1947 toen de sneeuw hoog tegen de kanten van de weg lag.
Dat was allemaal de Bovenweg.
89
Tinus Kooy op jeugdige leeftijd.