Toen de raad van St. Pancras dit verhaal op tafel had, zei de heer Lek: "In de meeste
plaatsen beweren de directeuren dat zij onschuldig zijn en zich nooit hebben
ingelaten met steekgelden en wat dies meer zij. Maar wanneer de zaak dan eens
goed wordt onderzocht, komt er wel eens wat aan het licht. Zo werd zowel de
directeur van de gasfabriek in Medemblik ontslagen als ook die van Utrecht.
In Joure moest de directeur erkennen dat hij wel eens een kleinigheidje als steekgeld
had aangenomen, maar kon men niet bewijzen dat de man hiermee zijn fabriek had
benadeeld. Hetzelfde gebeurde in Gouda. Daar kon bewezen worden dat de directeur
ca. 4000,-- aan steekpenningen in zijn zak had gestoken. Maar ook van die man
kon niet klaar en duidelijk bewezen worden dat hij daarmee zijn fabriek schade had
toegebracht".
De raad zou wel graag zien, dat die mijnheer Van der Stel, de man die de gaskachel
had aangemaakt, eens zijn zegje zou gaan doen tijdens een vergadering van de
gascommissie. Dat de gasfabriek dan 's mans reiskosten zou moeten vergoeden,
moest de fabriek maar voorlief nemen.
(Dit is de commissie inderdaad van plan geweest, maar toen mijnheer Van der Stel
naast de reiskosten ook nog een forse beloning voor zijn persoon en zijn advocaat
vroeg, zakte de belangstelling van de commissie.
In de daarop volgende vergadering van de gascommissie was ook Van Spengler
weer aanwezig. Hij had tweemaal geschitterd door afwezigheid, hetgeen werd toege
schreven aan zijn eigenmachtig optreden bij het leggen van elektriciteitskabels in
Noord-Scharwoude.
Van Spengler vroeg al gauw naar hetgeen de commissie in de vorige vergadering
gezegd had over de gascorruptie. Hij was bijzonder slecht te spreken. Hij vertelde
het volgende: "Een dag of wat geleden sprak ik de heer Smit. Ik vroeg hem naar
hetgeen er tijdens de laatste vergadering is gezegd en besloten. De directeur zei toen
tegen me dat de burgemeesters Slot (uit Broek) en Wijnveld (uit Oudkarspel) hem
verboden hadden tegenover iedereen, niemand uitgezonderd, te spreken over de
inhoud van die vergadering. Van Slot en Wijnveld mocht hij dus niets zeggen. Ik
neem dit deze beide heren hoogst kwalijk. Evenals zij ben ik in mijn gemeente Hulp-
Officier van Justitie. Ik ben verantwoordelijk voor de gang van zaken hier en moet
er op toezien dat hier niets verkeerds gebeurt. De gasfabriek staat in mijn gemeente
en in mijn gemeente wordt vergaderd. Ik heb de directeur gewezen op het feit dat hij
verantwoording schuldig is aan mij als Hulp-Officier van Justitie. Deze heeft daarop
93