tekst en uitleg te geven, verklaarde de loco-burgemeester uit Noord-Scharwoude van
niets te weten. Hierop besloot de commissie eenparig om het eigenmachtig optreden
van de burgemeester van Noord-Scharwoude ten sterkste af te keuren en tevens
droeg de commissie aan de loco-burgemeester van Noord-Scharwoude op deze
boodschap aan zijn baas over te brengen.
Gascorruptie.
Ook in die ti jd was er een bouwschandaal.
Omdat er gasfabrieken bij betrokken waren, noemde men het "gascorruptie".
De heren Paarlberg en Bakker, twee raadsleden uit Oudkarspel schreven aan de
commissie dat ze vaak berichten in de pers hadden gelezen dat bedrijven kortingen
en schenkingen gaven aan directeuren en of bestuursleden van gasfabrieken. Hun
vraag was of directeur Smit of anderen, die betrokkenen waren bij de Langedijker
gasfabriek deze emolumenten ook wel eens hadden genoten.
Natuurlijk hadden de leden van het bestuur en de gascommissie de krantenberichten
ook gelezen. Maar toen deze brief in de commissie aan de orde was deed de
voorzitter het af met: "Dit is niet de weg om zoiets te vragen. Hiervoor bestaan
andere wegen" en hij stelde daarom voor de brief van de beide heren uit Oudkarspel
voor kennis-geving aan te nemen en aldus werd besloten.
De uit Zuid-Scharwoude afkomstige mijnheer Kroon sputterde tegen en zei dat hij
geen aanmerkingen had op directeur noch bestuur maar hetgeen waarvan beide
heren melding maakten, scheen elders wel te gebeuren. Daarom zou hij het niet zo
gek vinden om over dit onderwerp toch in deze commissie te bespreken.
De voorzitter antwoordde hem "De directeur geniet het volste vertrouwen van het
bestuur en gaat in dezen geheel vrij uit."
Aansluitend op dit laatste vroeg de heer Kroon uit Oudkarspel waaruit de beloning
van de directeur bestond. Dit was op dat tijdstip een jaarsalaris van 4400,—
vermeerderd met vrij wonen en vrij gas voor verwarming en verlichting.
De Zuid-Scharwouder Kroon zei dat een oud-voorzitter van de gascommissie hem
onlangs vertelde: In het verleden heeft een leverancier van de gasfabriek mij
300,— aangeboden in ruil voor een zeker dienstbetoon".
Zijn vraag was of de directeur ook wel eens een dergelijk aanbod had gehad. Hierop
kreeg ook hij een ontkennend antwoord.
90