Toen de bestuursleden op staande voet een besluit wilden nemen, kregen ze enig tegenspel. De heer Keizer zei dat hij zich door het voorstel overvallen voelde en wilde dit besluit uitstellen naar de volgende vergadering. De voorzitter wilde daar niet van weten, je moest het ijzer smeden wanneer het heet was. De burgemeester van Broek vond dat het werk van de gascommissie niet voor raadsleden was. Hetgeen hier werd besproken en besloten moest later door de colleges van B. en W. in hun gemeenteraden worden verteld en eventueel worden verdedigd. Met drie stemmen tegen en twaalf voor werd het bewuste burgemeestersvoorstel aan genomen. (tegenstemmers waren Van Kampen, Keizer en Paarlberg). Helaas voor de voorstanders, ze waren er nog niet. Eerst moesten de afzonderlijke gemeenteraden er nog mee instemmen. Dat is voorschrift bij een Gemeen schappelijke Regeling. Hoe dat zich toen heeft ontwikkeld, is moeilijk na te gaan. Wel zal de tegenstelling B.en W.-college tegenover de Gemeenteraad opgeld hebben gedaan in de trant van die burgemeester en zijn wethouders behoeven niet alles in hun 'toren-kamertjes' te bedisselen. Je hebt een gemeenschappelijke regeling of je hebt deze niet! Raadslid Keizer uit Oudkarspel liet zich in zijn Langedijker Courant ook niet onbe tuigd. De gemeenteraad van Noord-Scharwoude, waar de heer Van Spengler voorzitter was, riep al spoedig: Een karweitje voor de wethouders. In Zuid-Scharwoude, waar Van Spengler eveneens burgemeester was, kon men er ook mee instemmen, zij het met de hakken over de sloot: 4 voor, 3 tegen. Maar in Oudkarspel, Broek op Langedijk en St. Pancras werd gezegd: Waarom zouden raadsleden niet lid van een dergelijke commissie kunnen zijn. Dat gebeurt nu ook en we zien niet in waarom dit verkeerd is. In de volgende commissievergadering wist men: drie van de vijf gemeenten zijn tegen het bestuursvoorstel, dus het gaat niet door. De voorzitter van de commissie, toen de heer Van Spengler, zei in verband daarmee dat hij verbaasd en ontstemd was dat een lid van de commissie op ontoelaatbare wijze deze zaak in het openbaar had besproken. De man trok zowel het onpartijdige oordeel van het bestuur als de onafhankelijkheid van de commissie in twijfel. (Vermoedelijk liet de heer Keizer doorschemeren dat veel wethouders teveel aan de hand van hun burgemeester liepen). Van Spengler wilde daar met kracht tegen protesteren en zei: "De heer Keizer verwart steeds personen met zaken. Ik ben als voorzitter altijd geneigd om te denken: Het is Keizer, die het zegt". 85

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 2003 | | pagina 87