Aanvankelijk was hij van plan tot zijn militaire dienst bij het gas te blijven. Na
afloop van de diensttijd zou hij wel verder zien.
Maar hij werd afgekeurd voor de dienst: hij was te smal.
Hij bleef, verrichtte allerlei werkzaamheden, ging later op pad om de muntmeters te
legen en beviel zo goed, dat toen in 1949 Jaap Miessen de pensioengerechtigde
leeftijd had bereikt, hij deze mocht opvolgen. De directeur zag in hem iemand, die
zelfstandig kon werken en hij moest vervolgens op korte termijn naar St. Pancras
verhuizen.
Daar bleef hij totdat hij de a.o.w.-gerechtigde leeftijd had bereikt. Het grootste deel
van zijn Pancrasser tijd woonde hij in het witte huis, dat voor de gashouder staat.
In 1920 verzocht het kantoorpersoneel van de gasfabriek om een vrije
zaterdagmiddag te mogen hebben. Het bestuur wilde deze niet direct geven, maar
de op komst zijnde wettelijke regeling hiervoor afwachten.
Aanvankelijk waren de werknemers, die een witte boord droegen, de eersten die een
vrije zaterdagmiddag kregen. De gewone werkman, de stoker en de machinist,
konden niet worden gemist.
Wie was de baas over de fabriek?
Er liep iemand rond, die 'baas' werd genoemd. Tegenwoordig zouden we hem chef
of meesterknecht hebben genoemd, want zo iemand heeft wel meer in de melk te
brokkelen dan een gewone werkman, maar hij is niet de baas. Dat kon beter worden
gezegd van de directeur. Wel, mijnheer Smit had in die tijd wel de nodige macht.
Maar uiteindelijk moest de directeur de opdrachten van het bestuur of de
gascommissie uitvoeren, want hij was ondergeschikt aan bestuur en gascommissie.
En of nu het bestuur of de gascommissie de lakens uitdeelde, is een open vraag. In
de regel maakte het bestuur de plannen en had de gascommissie het laatste woord.
In 1922 leek het er op of de heren burgemeesters er moeite mee hadden dat de
gascommissie door hun mooie plannen een streep kon halen.
Op 3 oktober van dat jaar stapten de weleerwaarde heren de gascommissie binnen
met de boodschap: Ons bestuur stelt voor om de gascommissie voortaan te laten
bestaan uit de colleges van B. en W. Nu is het zo dat de ene gemeente een
burgemeester, een wethouder en een raadslid afvaardigt, de andere stuurt de
burgemeester met beide wethouders maar het is ook mogelijk dat een gemeente
naast de burgemeester nog twee raadsleden stuurt.
84