Op een gegeven moment mocht Bram - indien ze eerst hun stamkaart vertoonden -
uit Den Helder afkomstige personen knippen en scheren. Zo kreeg hij toch een leuke
klantenkring.
Ze hebben een jaar of zes in het verbouwde kippenhok gewoond. Na verloop van
tijd werd de toestand daar onhoudbaar. De winter van 1947 gaf veel en langdurig
sneeuw. Toen de sneeuw eenmaal flink ging smelten, leverde dat een fikse
overstroming op. Het water stroomde hun verblijf binnen en stond enkele
centimeters hoog in hun slaapkamers.
Bram vond dat hier iets aan moest worden gedaan. Hij ging naar dokter Destrée en
klaagde zijn nood. De dokter had begrip voor zijn klachten maar vertelde Bram dat
hij bij het verkeerde kantoor aanklopte. Bram moest een deur verder gaan, naar die
van het gemeentehuis. Ook de burgemeester zei aanvankelijk dat hij hier niets aan
kon doen.
Een jonge Möls vliegt uit en neemt afscheid van het ouderlijk kappersbedrijf.
146