Ze gingen door naar Alkmaar en daar vertelden ze hun, hoe ze in St. Pancras konden komen. Er was hun gezegd dat Opoe Louwen in de onmiddellijke nabijheid van de spoorwegovergang woonde en dat ze zich daar het eerst moesten vervoegen. Dus klopten ze daar ze aan. Ze werden gastvrij ontvangen, hoewel er reeds twee andere gezinnen waren gearriveerd. Met zijn allen sliepen ze op de lange laag op zolder. Ze kregen eenvoudig, maar goed te eten en drinken. Hun oudste kind ging met de Louwens mee naar de Katholieke school in Oudorp. Bram reisde dagelijks met de trein op en neer naar Den Helder om daar zijn beroep uit te oefenen. Na enkele weken konden ze een schuur van Jan Wester huren. Bij de schuur woonden ook nog andere mensen. Tussen hen boterde het niet zo. De familie Möls zag kans een koolsehuur van de daar in de buurt wonende Beers te huren. Ze bombardeerden hun sjoelbak tot hun aanrecht. Toen de kool in de schuur moest, moesten zij er uit. Nu vonden ze plaats tegenover de winkel van De Pee, achter Jan Poepelap (Jan Wagenaar). Die had daar een kippenhok. Vluchtelingenzorg had dit verbouwd tot een (nood)woning. Ze hadden een woonkamer met een kacheltje en aan weerszijden van de kamer was een slaapkamer. Inmiddels zaten ze zonder inkomen. Hun gezin mocht, evenals veel andere uit Den Helder gevluchte gezinnen, niet terug naar Den Helder. Wel had Bram zijn kappersgereedschap mee mogen nemen naar St. Pancras, maar er waren reeds vier kappers in het dorp, (Kerkplein-Kramer- Pool-Huibers), daar behoefde geen vijfde bij. Vader en moeder Möls vonden het in Den Helder ook te gevaarlijk en waren ook naar St.Pancras gekomen en hadden onderdak gevonden aan het eind van de Benedenweg. Wils moeder woonde nog bij Opoe Louwen. Aanvankelijk waren ze aangewezen op de Armvoogdij. Kapper Möls scheert een klant de scheerstoel is fabrikaat "Möls 145

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 2003 | | pagina 147