slechte banden. Het ding kon niet op slot. Tijdens zijn fietstocht hoorde Henk ergens
muziek vandaan komen. Hij ging op onderzoek uit en zette de fiets even tegen een
muur.
Na verloop van tijd ging hij controleren of de fiets er nog stond en kwam hij tot de
ontdekking dat het ding was gevlogen.
Toen hij aan de boer zijn verhaal deed, zei deze: "Je liegt alles, je hebt mijn fiets
verkocht en de centen in je zak gestopt."
De boer maakte er een heel spektakelstuk van. Gelukkig schoot politieagent Rol
Henk toen te hulp. Deze zei: "Ik ken die knaap door en door. Hij heeft al heel wat
kwajongensstreken uitgehaald, maar aan diefstal heeft hij zich nooit schuldig
gemaakt en wanneer hij nu zegt, dat hij die fiets niet gestolen heeft, geloof ik hem
onvoorwaardelijk."
Lang is Henk daarna niet meer bij deze boer gebleven. Het liep stuk toen Henk zat te
melken en de betrokken koe de emmer omtrapte, waardoor de melk verloren ging.
De boer zag het en barstte uit in een scheldkanonnade. Henk pakte daarop zijn
biezen. Hij vond werk bij een boer, die in de omgeving van Harlingen woonde en
daar had hij het meer naar zijn zin.
Toen daar het werk op was, bracht deze boer persoonlijk Henk naar Alkmaar.
Vervolgens heeft hij daar een tijdlang gewerkt in de Ringers' fabriek.
Thuis werd Henk geschouderd, vader Hein was boos omdat Henk vrijwillig zich had
beschikbaar gesteld om in Anna-Paulowna te gaan werken. Daarom sliep hij vaak
niet thuis maar zocht hij een hooiberg op om daarin te pitten. Aan de Achterweg,
niet ver van de spoorwegovergang stonden twee hooibergen vlak naast elkaar en er
tussenin lag ook het nodige losse hooi en stro. Daarin had Henk zich genesteld en op
een morgen vroeg was hij nog in een diepe slaap verzonken. Maar Piet van Gracht
was reeds wakker en zou een paar vorken vol hooi pakken voor zijn vee. Net toen hij
de vork in het hooi zou steken, ontdekte hij dat er een paar schoenen uitstaken. Bij
nader onderzoek zag hij Henk.
Omdat Henk, toen hij dit vertelde, nadrukkelijk zei: "Piet van Gracht weet dit nog
als gisteren, vraag het hem maar eens", wipten we eens bij Piet aan en vroegen naar
zijn herinnering.
Piet vertelde: Ja, het was toen winter en het was steen en steenkoud. Ik was om
vijf uur opgestaan, want ik moest mijn paard voeren. Dat beest moest eerst een uur
iets in zijn maag hebben voordat ik het voor de wagen kon spannen. Net stapte ik de
stal binnen of daar kwam Louw Rood hals over kop en geheel overstuur
119