Ook was hij voorlezer en voorzanger in de Ned. Herv. Kerk, waarvan hij lid was. Toen er in de kerk stemmen opgingen van mensen, die christelijk onderwijs wensten, had hij daar moeite mee. Zelfs moest de kerk gedurende enige tijd omzien naar een plaatsvervanger, want hij ergerde zich zo aan wat hij zag als het doordrijven van enige personen om het christelijk onderwijs te bevorderen dat hij in 1878 ontslag nam als voorlezer en voorzanger naar aanleiding van gebeur tenissen rond het volkspetitionnement en een in de kerk gehouden hervor- mingspreek. Later heeft hij het voorzangerschap weer op zich genomen. Toen Van der Vijzel als burgemeester aan GS moet adviseren omtrent de oprich ting van een christelijke school, stond hij daar niet bij te juichen maar was wel objectief genoeg om te zeggen: gun ze die kans. Zijn overwegingen stelde hij in 1898 als volgt op schrift: naar ons gevoelen is de stichting van een dergelijke school hoogst bezwaarlijk voor de meeste aanvragers, omdat de meesten van hen weinig gegoed zijn en als de stichting wel tot stand komt zal het hoogst twijfelachtig zijn of ze deze in goede staat kunnen onderhouden dat de stichting om deze en andere redenen onze sympathie niet heeft maar misschien zijn de draagkracht en de offervaardigheid van de aanvragers groter dan ik veronderstel en wanneer ze dit waard zijn mag men hen niets in de weg leggen daarom adviseer ik om het toe te staan. Rond 1900 was het verplicht om schoolgeld te vragen van ouders, die in staat wa ren dit te betalen. Maar, net als voor andere zaken, kon een school vrij gemak kelijk ontheffing krijgen van de verplichting om schoolgeld in te vorderen. Begin 1890 had het college bericht gekregen dat men in St. Pancras eigenlijk schoolgeld moest gaan vragen. Het college besprak dit en kwam niet tot een eensluidende mening. En wat doe je als college in zo' geval? Wel, je stapt naar de raad en zegt: Wij zijn het niet eens, zeggen jullie maar hoe het moet. Dat gebeurde op 12 maart 1890. De raadsleden kregen te horen dat de meerderheid van het college vond dat men het kosteloos onderwijs moest laten voortduren. Dit werd reeds 20 jaar gedaan en de bevolking van de gemeente was van dien aard, dat het grootste gedeelte te weinig inkomen had om voor schoolgeld te worden aange slagen. Eén collegelid was echter de mening toegedaan dat onderwijs geld kostte en dat de ouders, die daartoe in staat waren, behoorden te betalen voor het onder wijs dat aan hun kinderen werd gegeven. 86

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 2002 | | pagina 88