Hard en dolzinnig rijden waren de oorzaak van dit ongeluk. Het ging om een
weddenschap van 2 of 4 flessen wijn en dat terwijl de heren reeds vrij diep in het
glaasje hadden gekeken.
Aanvankelijk liet de zaak zich vrij ernstig aanzien, maar toen de volgende dag de
geneeskundige Melchior van Koedijk de heer Nol ging onderzoeken, was deze al
weer een stuk beter en nu, een week later, gevoelt de heer Nol zich zeer wel en
stapt hij weer vief over de straat.
Omdat ik op 28 en 29 mei afwezig washeeft wethouder Duif deze zaak groten
deels afgehandeld. De wethouder heeft met de hardrijders en de heer Nol
gesproken en is met hen tot een overeenkomst gekomendie heide partijen zeer
aanvaardbaar vonden.
Tenslotte, op de 30L' kwamen de partijen, in bijzijn van mij, burgemeester Nobel
tot een minnelijke schikking, die luidt: Nol krijgt gedurende 20 weken van de beide
andere heren iedere week 4,—. Dit voldeden dezen bij vooruitbetaling en de som
berust bij mij als het hoofd der gemeente, die voor wekelijkse uitbetaling zorg zal
dragen. Ook hebben de heren een gezegelde verklaring ondertekend dat zij de
kosten van de geneeskundige behandeling van Nol voor hun rekening nemen.
Gezien deze gang van zaken wil ik u ontraden om tot verdere vervolging over te
gaan en dat doe ik met des te meer klem omdat dit ook het uitdrukkelijk verlangen
van de heer Nol is.
Enigszins pruttelend legde de officier zich hierbij neer.
Onder bepaalde voorwaarden zoals: een beperkte snelheid binnen de bebouwde
kom, schadebepalingen e.d. kreeg de 'Alkmaarsche Tramvereeniging' eind 19e
eeuw toestemming van het bestuur van St. Pancras om gebruik te maken van het
grondgebied van de gemeente voor het uitoefenen van een paardentram Alkmaar
- Oudkarspel.
In 1899 vroeg het raadslid Schuit aan B. en W.: "Wilt U er bij de maatschappij op
aan dringen dat de passagiers op een beleefder wijze te woord worden gestaan en
tegelijk fatsoenlijker worden behandeld door het personeel van de tram, want dit
laat soms veel te wensen over".
Op 12 mei 1899 richtte burgemeester Van der Vijzel zich via een brief zich tot de
heer J. J. Boogh, directeur van de Alkmaarse tramwegmaatschappij, want bakker
D. Brugman was bij hem gekomen met de klacht dat hij was aangereden door P.
Bakker met zijn omnibus (paardentram) waarbij zijn broodmand werd vernield en
25 broodjes werden beschadigd. Op zijn minst verwachtte Bakker Brugman
schadevergoeding.
78