Jacob Mulder (1894 - 1972), gehuwd met Suzanne Kloosterboer en later
manufacturier aan de Bovenweg, herinnerde zich dat er aanvankelijk geen sluis
was bij de Daalmeer, zodat men de in die polder gelegen akkers niet varende kon
bereiken.
Het waterpeil van de laag gelegen Daalmeer verschilde teveel met dat van het
aangrenzende land.
De tuinders wisten daarop het volgende: Met man en macht sleepten ze een
overcomplete praam over de kade van de Daalmeer en vervolgens lieten ze deze
plechtig te water in de jonge polder.
Van de praam werd druk gebruik gemaakt, de deelnemende bouwers brachten met
de praam hun producten van de akker naar de kade van de Daalmeer. Hun eigen
schuit lag aan de andere kant van de kade, dus moesten de producten uit de praam
over de kade in de eigen schuit worden geplaatst.
Aan deze omslachtige manier van werken kwam omstreeks 1920 een einde. Toen
kreeg de Daalmeer een eigen sluis en daarvan gebruik makend konden de tuinders
vanaf die tijd rechtstreeks naar hun akker varen.
graantjes
Begin 1882 verleenden B. en W. van St. Pancras vergunning aan Cornelis Wog-
num om in een lokaal sterke drank in het klein te verkopen. Vermoeide tuinders en
anderen konden bij hem een graantje pikken. Het lijkt of Cornelis niet veel
borreltjes heeft verkocht want op 28 november 1882 tapte hij daar voor de laatste
keer, omdat zijn zaak in de loop van dat jaar gerechtelijk was verkocht. De koper,
de heer Lek, wenste deze zaak voort te zetten.
Tijdens de vergadering op 4 september 1883 merkte een raadslid op dat veel van de
nog te velde staande tarwe verloren ging, omdat een leger mussen de graantjes uit
de aren pikten. (De vogels aten heel wat korrels op, maar vaak ging nog meer
verloren doordat de aan en af vliegende vogels de rijpe aren in beweging brachten,
waardoor er veel werd uitgeschud en op de grond verdween).
De meeste raadsleden waren het roerend eens met deze klacht. Ze vonden dat er ten
gerieve van de graantelers iets aan gedaan moest worden. Voor hen moest
ontheffing worden gevraagd van hetgeen in het Koninklijk Besluit van 25 augustus
1880 was bepaald (een verbod om op deze vogels te jagen) en ze wilden tegelijk
aan G.S. goedkeuring vragen op het raadsbesluit dat het gemeentebestuur voor
iedere gedode mus 1 cent uit de gemeentekas betaalde.
65