Visser. De voorzitter wilde een lantaarnpaal bij de poort van de school, een bij de
kastanjeboom, een bij A. Wagenaar en op de drie door Keizer genoemde plaatsen.
Met 4 tegen 3 ging de raad akkoord. In het najaar van 1895 zou gestart worden met
de verlichting. Als lantaarnopsteker werd Simon Sterk benoemd. Hij verdiende er
5,~ per maand mee, maar slechts gedurende zeven maanden per jaar, want tijdens
de zomermaanden behoefde de verlichting niet te branden. In gewone gevallen
moesten de lampen om 10 uur 's avonds worden 'geblust'.
schuitjes in het weiland
Hierboven stond dat men in 1877 5 ha. weiland 'zwart maakte'.
Gedurende de laatste 25 jaar van de 19e eeuw breidde de tuinbouw steeds meer uit
en ging dit veelal ten koste van de veeteelt. Weiland werd gescheurd en door sloten
in meerdere stukken verdeeld. Met de vrijgekomen grond werd het land iets
opgehoogd en de tuinder kon met zijn schuit om de akker varen, hetgeen minder
loopwerk betekende.
Toen men in het Geestmerambacht tot de tuinbouw overging, werden daarvoor
eerst de verst afgelegen en de laagste percelen afgestoten. De hogere gronden en de
dichterbij huis gelegen weilanden hield de boer graag zelf. De tuinders konden de
afgestoten percelen varende bereiken, hetgeen een voordeel betekende. Was dit niet
zo geweest, dan hadden ze overpad moeten vragen met alle narigheden van dien.
Een ander voordeel van varen was dat de bewaarkool tijdens het vervoer niet werd
beschadigd hetgeen met de toen nog niet verende wagens en de onverharde wegen
lang niet zeker was. Nu droeg de tuinder de kool in manden naar het schuitje en
bracht hij zijn producten varende naar de schuur of markt.
Percentages bouwland (tuinland) in 1870 - 1900 en 1950
Gemeenten
1870
1880
1900
1950
St. Pancras
27
55
87,5
Koedijk
5
32,5
75
Broek o. L.
45
95
90
Zuid Scharwoude
45
95
90
Nd Scharwoude
40
87,5
90
Oudkarspel
15
50
67,5
Warmenhuizen
12,5
35
67,5
Bij de verandering van een groot perceel weiland in meerdere kleinere perceeltjes
bouwland kon het volgende gebeuren:
62