De Raad begon steeds meer rekening te houden met het feit dat de koek van de
tienden wel eens op kon zijn. Over 1875 werd inderdaad niets ontvangen en
daarom werd in de gemeentebegroting voor 1876 een inkomstenpost vanwege de
tienden geraamd van 320,— met als bijschrift:
omtrent de rechtmatigheid van de tiendheffing stelt de procureur
Cohen Stuart een onderzoek in.
Ook werd in de begroting vermeld dat de baron van Wassenaar tot St. Pancras een
jaarlijks recht had van 113,92'/2 uit de opbrengst der tienden.
In 1875 werd hem niets uitbetaald - voor 1876 werd nog 113,92!/2 geraamd,
later werd dit P.M. (in de praktijk betekent dit: we denken er wel aan maar naar alle
waarschijnlijkheid betalen we het niet).
De baron van Wassenaar vroeg natuurlijk waar zijn centen bleven, vandaar dat
nogmaals een schriftelijke noodkreet naar de procureur Cohen Stuart werd ge
stuurd met als bijlage de briefkaart van de baron. Burgemeester Nobel schreef: Zie
bijgaande briefkaart, waarin onze ambachtsheer vraagt waar zijn aandeel in de tien
den blijft. Zo kunt u zien dat Wij in moeilijkheden geraken met onze ambachtsheer
Baron Van Wassenaar tot St. Pancras.
Ik verwacht van U dat U me zaterdag volledig inlicht over de stand van zaken en
met de bode onze bij U berustende stukken teruggeeft.
Op 11 febr. 1876 schreef de Raad aan de Hoogweledelgeboren Heer Baron Van
Wassenaar tot St. Pancras dat het gemeentebestuur van St. Pancras sedert onheug
lijke tijden tienden heeft geheven over bouwland in 't Veld en uit de opbrengst van
deze belasting steeds ieder jaar 1 13,92'/2 heeft betaald aan de voorzaten van de
Heer van Wassenaar tot St. Pancras en later aan hemzelf. De rest vloeide in de
gemeentekas.
Maar in het voorjaar van 1874 waren enige tiendplichtigen weigerachtig om dit te
betalen. In 1875 waren de meeste tiendplichtigen onwillig om te betalen hetgeen
o.a. betekende dat er geen geld binnenkwam, waaruit wij U, de Heer Van Wasse
naar, konden betalen.
De enige weg leek ons de daarvoor in aanmerking komende tiendplichtigen ge
rechtelijk te vervolgen. Maar wij hadden en hebben geen enkel bewijsrecht, dat we
bevoegd zijn om deze tienden te heffen.
We kregen van anderen het advies U te vragen of U bij de notaris een stuk op wilt
laten maken waarin U als Ambachtsheer verklaart dat er sedert onheuglijke tijden
jaarlijks door onze gemeente een bedrag van 113,92'/2 voortspruitend uit de tien
den op bouwland in 't Veld, eerst aan uw voorvaderen en later aan U is uitbetaald.
55