zijn advies dat de heren van de raad besloten bij een juridisch persoon rechts kundig advies betreffende de tiendheffing in te winnen. De raad vroeg Mr. A. P. de Lange te Alkmaar om advies en tegelijk werd hem gevraagd of hij eens bij de Ambachtsheer wilde informeren, of die wist hoe en wanneer de tienden precies waren ontstaan. Op 24 augustus was er een antwoord uit Alkmaar ontvangen. Toen sprak de raad opnieuw uitvoerig over de tiendkwestie en werd naar aanleiding van de brief van Mr. De Lange besloten aan de Broeker opposanten te schrijven dat op grond van ingestelde onderzoeken de raad heffing van de tienden op de oude voet zou voortzetten. In deze brief, die gericht was aan de heer Reier Slot, stond o.m. dat de Pancrasser gemeenteraad had geïnformeerd bij de Commissaris van de Koningin en dat deze haar een oud stuk had toegestuurd. Deze papieren waren bestudeerd door een bekwaam rechtsgeleerde en die was tot de slotsom gekomen dat de gemeenteraad van St. Pancras indertijd het recht had verworven om zelf de schoof- en warmoestienden te mogen innen. Het oude spraakgebruik dat nog werd gebezigd: er wordt per snees een bepaald bedrag geheven, terwijl de maat snees officieel al lang was afgeschaft, deed in dezen niet ter zake. Vroeger moest voor een bepaalde oppervlakte een vastgesteld bedrag worden betaald, nu moest voor dezelfde oppervlakte een even groot bedrag worden betaald. Het kon inderdaad gebeuren dat om een bepaalde oorzaak het een of andere stuk land niet werd aangeslagen of dat er per ongeluk iemand werd vergeten, maar dat betekende niet dat anderen dan ook hun tienden niet behoefden te betalen. De rechtsgeleerde had na gedaan onderzoek vastgesteld dat de gemeente in het mid den van de 16e eeuw (moet m.i. midden 17e eeuw zijn) de tiendrechten had gekocht en daar voor een jaarlijkse vergoeding moest betalen. Vermoedelijk was aanvankelijk de te betalen vergoeding zelfs hoger geweest dan de opbrengst, die de gemeente uit de tienden ontving. Eind november 1874 stuurden de Broeker tuinders een request aan de Commissaris van de Koningin, die dit doorzond naar het gemeentebestuur met de vraag hem hieromtrent in te lichten. De Raad antwoordde dat deze reeds in januari 1874 een brief aan de Commissaris had gestuurd over hetzelfde onderwerp en dat de raad toen van hem enkele stukken had ontvangen en deze had doorgestuurd naar een rechtskundige. Wat de argumenten van de heren uit Broek betrof: 53

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 2002 | | pagina 55