landverbetering, is een kortzichtige dwaas, die zijn eigen voordeel offert aan de
tiendheffer"
De man bedoelde wanneer een Pancrasser tuinder eigenaar is van land op de Geest,
- dat vroeger 'heideland" werd genoemd omdat het zo hoog en zanderig was
en daar weinig of niets meedoet omdat het zo onvruchtbaar is, heeft hij geen last
van de tiendheffer. Maar, wanneer hij zich in de schulden steekt om de kwaliteit
van dit land te verbeteren en er dan een oogst van 400, -afhaalt, waarvan na
aftrek van rente aflossing bemesting zaad enz. 100,—overblijft, wil de
tiendheffer toch zijn 10% van 400,— hebben en waar werk je dan voor
Vermoedelijk is de Spaanse koning Filips II, die graaf van Holland was, de laatste
graaf geweest aan wie de tienden werden betaald. Daarna gingen de rechten voor
deze streken over op de Staten van Holland en West - Friesland.
Deze Hoogmogende Heren hadden o.a. door de oorlogen die ze (moesten) voeren,
geregeld geldgebrek. Vandaar dat ze vanaf 1580 veel domeingoederen verkochten
zoals tienden, huizen, ambachtsheerlijkheden om op die manier hun kas te spekken
en om zich te bevrijden van de lastige en kostbare administratie van de ver uiteen
gelegen goederen, (reeds toen werden zowel bedrijfsonderdelen als personeel
afgestoten)
De Regenten van St. Pancras hebben gedurende een aantal jaren de tienden in hun
naaste omgeving gepacht. Hetzelfde deden enkele naburige gemeenten zoals uit de
onderstaande bewaard gebleven pacht brief blijkt:
Extract uyt de Origineele Pagt Brief der Admodiale Thienden over
Nootscharwondt, Zuytscharwoudt, Broek en St. Pancras.
De Raden en Meesters van de Rekeningen van domeijnen van de Ed: Mog: Heeren
Staten van Hollandt ende Westvrieslandt, gesien 't versoeke hij Requeste aan haar
Ed: Mog: gedaan hij Schepenen ende Regenten van Noortscharwoude,
Zuijtscharwoude, Broek op Langendijk en St. Pancras omme wederom in pagte te
hebben de Venne thienden of Schoof en Warmoes Thienden van de voorschreven
Dorpen enz. enz.,
In het kort komt het bovenstaande hierop neer dat de Scheepenen ende Regenten"
dus de Gemeenteraden van de bovenstaande dorpen in 1717 gezamenlijk vroegen
om opnieuw voor een periode van tien jaar de "schoof en warmoes tienden" te
mogen pachten zoals deze dorpen dit reeds vanaf 1636 deden.
49