Het gelukte Floris om de plattelandsbevolking te onderwerpen en tevens slaagde
hij erin een gedeelte van deze bevolking aan zich te binden. Vandaar dat de edelen
hem minachtend 'der keerlen God' gingen noemen.
Om ook de door grachten en kasteelmuren beschermde edelen tot zijn onderdanen
te maken, had Floris de steun van de plattelanders nodig. Zij moesten o.m. zorgen
voor de financiën, die nodig waren om een leger op de been te brengen en zijn
hofhouding in stand te houden.
Vandaar dat hij naar inkomstenbronnen ging zoeken en die vond hij niet in een
kwartje van Floris V maar wel in de tienden.
In een zgn. oorkonde liet Floris o.m.bekend maken
Wij, Floris, graaf van Holland, maken bekend aan allen, die deze oorkonde
zullen zien en (horen)lezen, dat (ze hem moesten gehoorzamen enz.enz,)
en dat zij ons zullen brengen tienden, de elfde schoof, en toestaan tienden te
heffen van het graan en als het gemaaid is, zal de eigenaar van het koren
driemaal de tiendheffer roepen, elke keer zo luid, dat het over zeven akkers is
te horen;
Met andere woorden: de boeren moesten 10 van hun oogst afstaan aan de graaf.
Eén van zijn ambtenaren, de tiendheffer, moest er op toezien dat de graaf aan zijn
trekken kwam. Zodra een 'landman' met de oogst wilde beginnen, moest hij eerst
de tiendheffer waarschuwen, zodat deze kon bepalen welk deel voor de graaf was.
Wanneer de tiendheffer nog niet kwam, omdat deze het luide roepen van de boer
niet had gehoord omdat hij te ver van hem was verwijderd, of druk bezig was op
een andere akker om de 10% belasting voor de Heer veilig te stellen, dan moest de
boer zijn tienden goed opslaan en er zorg voor dragen dat er niets verloren ging,
want hij moest zorgen dat de Graaf aan zijn trekken kwam. Deed hij dit niet dan
maakte hij zich schuldig aan een ernstige misdaad en zou zijn straf niet uitblijven
Aanvankelijk werden de tienden in natura betaald: het tiende deel van de opbrengst
van een akker en de veehouders moesten de belasting in boter, kaas en levende
have (kalveren, schapen) voldoen.
Later werd de waarde van de oogst of verdienste geschat en werd de te betalen
belasting vastgesteld op een tiende deel van de geschatte waarde.
Een landbouwkundige, hij was de zoon van de dichter Staring, zei: Waar tienden
worden geheven komt nooit verbetering: een landbouwer die geld uitgeeft voor
48