Nadat enige pogingen op niets waren uitgelopen, hadden de Heren Staten geluk bij
de Engelse Koningin Elisabeth. Zij beloofde de Hollanders een 'personage van
kwaliteit' te sturen en hem vergezeld te doen gaan van een leger.
En zo zette eind december 1585 de Graaf van Leicester voor het eerst in Vlissingen
een voet op de Vaderlandse bodem.
Leicester was een gunsteling en vertrouweling van Elisabeth en hoopte eens met
haar in het bekende bootje te stappen. Men fluisterde dat hij daarom alvast zijn
eigen vrouw had vergiftigd. Uiteindelijk had hij bij Elisabeth geen succes. Ze was
en bleef "een kuise deerne".
Of al deze zaken in de zomer van 1586 reeds bekend waren bij de toenmalige
Pancrasser en Langedijker boeren en tuinders, mag worden betwijfeld. Wel kwa
men ze in groten getale opzetten toen ze de kans kregen om deze Engelsman eens
van dichtbij te bekijken. De Alkmaarse kroniekschrijver Van der Woude vertelt
daarover het volgende:
""Anno 1586 werdt tot AIckmaer met grooter eeren ingehaelt den Grave van
Licester ende alsoo het op een Saterdach was dat hij van AIckmaer naer
Hoorn soude vertrecken, so waren de Huyslyuden (=boeren, plattelanders)
uyt het Noorder-quartier (nieusgierich om hem te sien) bij de Munder-Brug
(Daer toen noch de Langedycker Vaert deur gingh met honderden in haer
Schuytjes hem verwachtende dat hij met verwonderen aensagh.""
Vermoedelijk waren veel van de daar aanmerende en voorbij varende schuitjes
bezit van de groente verbouwers uit deze streek, want de zaterdag was de vaste dag,
waarop zij hun waren in Alkmaar te koop aanboden.
(Geen jaar later had Leicester ons land weer verlaten, de man kon met de
Hollanders niet overweg en hier was men teleurgesteld in hem en zei, dat hij 'de
zaak van de Nederlanden' eerder achteruit dan vooruit had geholpen.)
de schuitjes moesten blijven varen
In zijn Kroniek vertelt Van der Wonde het volgende:
Toen in 1626 werd besloten om de Heer Hugowaard droog te maken ontstond er
hier een fikse ruzie: Aan de ene kant waren er de bedijkers van de Waard en de
stad Alkmaar en dezen kregen het aan de stok met de stad Hoorn en een aantal
Noord-Hollandse dorpen.
In Hoorn was men bang dat de droogmaking van de Waard voor hun markten
nadelig zou zijn. (Zowel Alkmaar als Hoorn waren er op uit om de buitenmensen
naar hun markt te krijgen)
30