Zolang het Moperstijd' was mocht hij 's morgens niet voor tien uur met de bul
thuiskomen en 's avonds niet voor acht uur. (in loperstijd moest hij met de bul
langs een vaste route door de landerijen lopen)
Wanneer de bullen in het land stonden, moest hij er om de 12 uur naar toegaan
om de beesten te verzetten.
Het rijgeld van een koe bedroeg 0,50.
Tot 1845 fungeerde A. Nol als bulloper. Hij verdiende er 3,— per week mee en
had vrij wonen in het bullehuis.
Toen Nol in 1845 overleed, benoemde de raad als zijn opvolger C.Booy Czn.
Booy moest toen van woning ruilen met de weduwe van Nol.
Hij verdiende eveneens 3,— per week, maar moest daarvan een gulden afstaan
aan de weduwe Nol en in ruil daarvoor mocht hij gebruik maken van de diensten
van P.Nol, een zoon van mevrouw Nol.
Ook moest Booy zorg dragen voor het land en daarmee verdiende hij 8,- per jaar.
In Broek had de tuinbouw toen de veeteelt al grotendeels verdrongen. Er waren te
weinig koeien om nog een plaatselijke stier te houden. Vandaar de vraag van het
Broeker gemeentebestuur of hun koeien gebruik mochten maken van de Pancrasser
stieren.
Dit heeft ca. 20 jaar geduurd. Geregeld lag men overhoop omtrent de kosten. De
Pancrassers vonden dat Broek best 30,-- landhuur konden betalen voor de door
Pancras beschikbaar gestelde bullenweid. Verder moest er gemaaid en gehooid
worden, de mest moest worden opgeruimd en er moest stalling zijn. Het onderhoud
daarvan en van het weiland(hek), wel daarvoor moest Broek per jaar 20,— geven.
In 1869 hield Broek het voor gezien.
Nu wordt voor ons de exploitatie moeilijker, bedacht de raad. Stel je voor dat er in
plaats van een batig saldo eens een tekort is...Ook daarvoor wisten ze hier een
oplossing: Een eventueel tekort wordt omgeslagen over alle koeien van de gemeen
te, per slot van rekening hield men ten gerieve van die beesten een bul
Rond 1875 werd het oude, vervallen bullehuis verkocht. Booy was koper. Tot die
tijd verdiende hij 4,— per week en behoefde hij geen huur te betalen.
Aan de verkoop van het bullehuis lag vermoedelijk ten grondslag dat er ook in St.
Pancras steeds minder koeien werden gehouden en men er rekening mee ging hou
den dat de veeteelt ook in St. Pancras binnen afzienbare tijd van minder belang zou
zijn. Want hoewel de raadslieden vreesden dat de moeilijkheden niet van de lucht
zouden zijn wanneer particulieren één of meer stieren zouden gaan houden, besloot
22