het geheim van de Smit
We spraken Nico Smit en wisten hem een gedeelte van zijn geheim te ontfutselen!
In feite is het heel eenvoudig. Als de kleine Nico aan zijn vader vroeg: "Pa, waar
kom ik vandaan?"had vader Gert zonder mankeren gezegd: "Beste jongen, jij komt
uit de rode kool!" Want het leven van vader en zoon Smit ligt opgesloten in de
voortplanting van de rode kool.
Met opa Smit was dat nog niet het geval. Deze laatste was in zijn jeugd tuinman in
dienst van een Alkmaarder notaris. Deze mijnheer had een tuin op de plaats waar
nu Westerlicht' is. Daar teelde de notaris o.a. een tulpensoort, genaamd Bizar de
rommel. Op die manier maakte opa Smit kennis met de bollenteelt.
Omstreeks 1890 ging de toen nog jeugdige opa Smit met zijn jonge vrouw aan de
Bovenweg wonen. Dat was ongeveer tegenover de plaats waar rijwielhersteller
Gert Dekker woonde, (nu Bovenweg 179). Achter het huis lag een grote tuin - het per
ceel liep van Bovenweg naar Achterweg - en daarop teelde hij groente en tulpen.
Zijn jongste zoon Gert kocht het materiaal van twee huizen in het Zuiderlaantje.
Omstreeks 1920 waren deze huizen voor eigen risico gebouwd door metselaar-
timmer-man Piet Volkers, (de man van de radiodistributie)Volkers deed ze in de verkoop
voor 1000,- per stuk maar kon ze aan de straatstenen niet kwijt.
Ten einde raad brak hij ze maar weer af. Gert Smit kon het afbraakmateriaal goed
gebruiken, kocht het en liet daarvan een huis bouwen aan de Benedenweg. (op de
plaats waar nu Benedenweg 290 is).
Als bouwer zette Gert zijn zinnen op het telen van een rode koolsoort, die zo vroeg
mogelijk geoogst kon worden. Dat ging ongeveer als volgt in zijn werk:
Hij beplantte een akker met rode kool. Na verloop van tijd, toen de planten fiks
waren gegroeid ging hij deze, bij wijze van spreken, stuk voor stuk goed bekijken.
Hij zocht de beste en voor zijn doel meest geschikte exemplaren uit. Misschien
vond hij op een akker, waarop 10.000 planten waren uitgezet er 20 die aan zijn
eisen voldeden, misschien waren het 30. Ook kon het gebeuren dat er geen enkele
plant bij was, die hem aanstond.
De uitgeselecteerde planten werden tijdens hun groeiperiode nauwlettend in het
oog gehouden. Wanneer alles naar wens verliep kwam als laatste de proef op de
som: wat voor kool zich uiteindelijk had gevormd. Die kool werd zeer nauwlettend
bekeken en wanneer er ook maar iets aan ontbrak, één blaadje waaraan een
kleinigheid mankeerde, dan werd deze kool voor de zaadteelt afgekeurd. De
goedgekeurde kolen werden ten tijde van de oogst niet afgesneden maar men liet
ze rustig staan.
171