Na verloop van tijd kwamen er steeds meer klachten over deze wijze van verhuren:
de rijksten trokken altijd aan het langste eind. Een arme beginneling kreeg geen
kansen.
Vandaar dat het Gedeputeerde Staten in 1854 aan de gemeentebesturen verboden
om met kneppelgeld verhuren, (het college was niet bevoegd dit eveneens aan ker
kelijke instanties - als bijzondere instellingen - te verbieden).
Bij de verhuur met kneppelgeld kon de verhuurder diep in eigen vlees snijden,
indien de huurprijzen opliepen. Dat ervoer de diaconie in 1862. In die tijd begon
het land in prijs te stijgen en gingen de huren eveneens omhoog. Vandaar dat de
diakenen Jacob Tol en Corneiis Groen ook de huurprijzen van de diaconieianden
verhoogden, want de kas van de diaconie had het zwaar te verduren, het aantal
armen nam eerder toe dan af.
Tegen de aangekondigde huurverhoging protesteerden zowel Pieter Prins als Rients
Turkstra. Rients had van de diakenen een weiland gehuurd en had daarvoor 48,—
kneppelgeld betaald, Prins gebruikte een akker, waarvoor hij indertijd 25,— extra
had betaald. Beiden vonden het niet eerlijk dat hun huren nu ook werden verhoogd.
De diakenen voerden hiertegen aan dat ze voor 1862 te weinig betaalden en
hiermee de armen tekort deden. Uiteindelijk vond men elkaar in de afspraak dat het
betaalde kneppelgeld terug zou worden gegeven en de geldende huurwaarde zou
worden betaald.
(Omstreeks 1925 werden de huurders van de armvoogdij landen ieder jaar bij
loting aangewezen.
Huur- en koopprijzen van verschillende landerijen
Alles per bunder
1861 1863 1864
Koop
Huur
Koop
Huur
Koop
Huur
Grasland in t veld
900
60
900
60
900
60
Hoogland weiland
1500
60
1500
60
Meerland weiland
800
40
800
40
Achtergeest weiland
600
30
600
30
Bouwland in 't veld
1300
70
2000
90
2250
90
Bouwl. in Achtergeest
950
58
1400
75
1800
75
Bouwl. op de geest
1100
70
1000
50
1000
50
11