De boeier verdween langzamerhand, een enkele deed nog gedurende lange tijd
dienst als 'ijsbreker'.
In de akkerschuitjes vindt men het model van de boeier terug.
Tussen de eerste en de tweede wereldoorlog ging de scheepsbouw geleidelijk van
hout op ijzer over en wijzigde ook de vorm van de schuit. In deze omgeving groei-
*de men naar een speciaal soort ijzeren vlet toe.
Verder diende de scheepsmotor zich aan.
Het akkerschuitje werd eveneens van metaal gemaakt, maar dat behield wel zijn
oorspronkelijke vorm.
Bij het veilingmuseum wordt nog iets van de vroegere vaartuigen bewaard.
In het buitenland was men niet erg te spreken over de houding, die de Nederlanders
gedurende de eerste wereldoorlog hadden aangenomen. Onder het mom van neutra
liteit hadden ze zich verrijkt ten koste van de rest van Europa.
De Nederlanders probeerden hun aanzien weer wat op te vijzelen door iets te doen
voor de oorlogsjeugd van Midden-Europa. Jarenlang verzorgden we Oostenrijkse
kinderen. Ook in St. Pancras kende men deze kinderen. In 1919 was er in St.
Pancras een aantal Oostenrijkse kinderen, het jaar daarop kwamen kinderen uit
Hongarije in Broek. Ze werden in de aanwezige gezinnen gastvrij ontvangen en
kregen hier de gelegenheid om weer op krachten te komen. Regel was dat ze na
verloop van tijd goed gevoed en gekleed terugkeerden naar hun vaderland. Een
enkeling ging om de een of andere reden niet terug en groeide als pleegkind op in
een Nederlands gezin (in Broek keerden er twee niet terug naar Hongarije, bij de
familie Wognum in Heiloo bleef er ook een tweetal), hetgeen betekent dat ook toen
reeds allochtonen zich hier vestigden.
Vergeleken met de ons omringende landen waren de lonen in Nederland na de
eerste wereldoorlog vrij hoog. En tevens gingen we prat op onze harde gulden, die
we gaaf wilden houden.
Door deze oorzaken waren de Nederlandse producten voor het buitenland vrij duur
waren en vond men hier de buitenlandse producten goedkoop.
Het is niet verwonderlijk dat de gemeentelijke jaarverslagen uit de jaren twintig
jaren spreken over vrij goede oogsten, die af en toe redelijk geld opbrachten maar
steeds werd erbij aangetekend dat de export minder goed vlotte en dat het
buitenland nogal eens invoerbeperkende maatregelen nam.
Omdat de koolbouw minder goede resultaten opleverde, probeerden enige Pancras-
ser tuinders omstreeks 1928 iets anders: ze gingen tomaten telen in verwarmde
132