In het tijdperk vanaf 1913 tot 1918 ging het tegoed bij de Boerenleenbanken
omhoog van 52 miljoen naar 220 miljoen.
Na een aantal zeer matige jaren werd in de gemeentelijke verslagen over 1914
gezegd: door de grote behoefte aan groente in het buitenland was deze duur.
1915 was een nat jaar, de oogst was maar matig, de prijzen toch redelijk goed.
En de volgende drie jaar sprak men telkens van 'door de export waren de prijzen
hoog'.
De oorlog zorgde behalve voor 'een goede prijs voor de waar' ook voor minder
leuke dingen. Alles werd duurder, de belasting vooral. De Regering stond meerdere
malen voor onverwachte uitgaven. Wat te denken van de extra kosten ontstaan
door de mobilisatie. Dezelfde mobilisatie maakte ook dat de 'helpende handen' nu
niet thuis, maar in de kazerne werden uitgestoken. Dus moest thuis naar andere
hulp worden uitgezien.
De invoer van buitenlandse producten ondervond grote moeilijkheden, de meeste
kunstmest moest uit het buitenland komen en werd niet in voldoende mate
aangevoerd.
De handel keek ook wel eens sip. Zowel Duitse als Engelse inkopers probeerden
voor hun opdrachtgevers zoveel mogelijk voedsel in de wacht te slepen. De
veilingen riepen toen een Groentencentrale in het leven. Deze club moest de
aanwezige voorraden in kaart brengen en ervoor zorgen dat de Nederlandse
neutraliteit werd gehandhaafd, oftewel dat er naar de oorlogvoerende landen
gelijke hoeveelheden werden verkocht. Hierdoor werd de tussenhandel op 'dood
spoor' gezet.
In die tijd woonde aan het begin van de Twuyverweg, op de plaats waar nu huis
nummer 19 is, een zekere Klaas Groen. Een dochter van hem zou later trouwen
met Jaap Keizer, een zoon van de dirigent en boterboer Wim Keizer.
Klaas verdiende de kost als groentehandelaar en verkocht daarnaast kool-, andijvie-
en andere door hem zelf geteelde planten.
127