Op 8 april 1903 antwoordde burgemeester Van der Vijzel iets wat het midden hield
tussen "liever niet" en "toch maar wel" want de man had een probleem!
Hij schreef de Commissaris dat hij sedert het voorjaar
1902 laborerende was aan een hartkwaal. Deze ziekte
had hem dusdanig te pakken dat het daardoor voor hem
hoogst moeilijk was om al zijn betrekkingen naar
behoren te vervullen.
Zijn artsen, dokter Melchior uit Koedijk en dokter
Schröder uit Alkmaar hadden hem daarom geadvi-seerd
om volkomen rust te nemen.
Dit zou hij wel graag willen, maar... zijn financiële
draagkracht was niet dusdanig dat hij zijn inkomen zou
kunnen missen.
Indien de gemeente hem boven zijn Rijkspensioen nog
een pensioen van 300,— wilde toekennen, dan zag hij
kans daarvan rond te kunnen komen.
Van der Vijzel meende wel enigszins aanspraak op een
dergelijk pensioen te mo-gen maken, want gedurende 42
jaar had hij de administratie van de gemeente gevoerd:
als hoofd van de school had hij ruim dertig jaar voor
burgemeester Nobel het
meeste schrijfwerk verricht en vervolgens was hij
nog ongeveer twaalf jaar zowel burgemeester als secretaris van St. Pancras
geweest. Daarom wilde hij de commissaris beleefd verzoeken eens na te denken
over zijn aanspraken op dit aanvullende pensioen.
Wanneer hij met pensioen zou gaan, wilde Van der Vijzel al zijn betrekkingen los
laten, dus ook zijn lidmaatschap van Provinciale Staten. Maar indien dit pensioen
niet door zou kunnen gaan, dan wilde hij graag in zijn functies blijven.
Vier dagen later, op 12 april 1903, berichtten de wethouders S. Duif en M. Kalis
aan de Commissaris dat hun geliefde burgemeester helaas was overleden.
de tuinders boerden goed
Tussen 1890 en 1910 ging het de tuinders over het algemeen vrij goed.
In de jaarverslagen worden de inkomens van de tuinders betiteld als 'matig goed',
'redelijk' en 'niet slecht'. Daarnaast vertelde men: het bouwland wordt steeds
duurder en rijst tot "ongekend hoge prijs".
123