De raad benoemde toen nummer 2 van de voordracht, nl. Willemina Cornelia
Dalmeyer en deze kwam toen naar de openbare lagere school van St. Pancras.
Een paar jaar later, er was inmiddels een andere burgemeester, gebeurde iets wat
veel op het bovenstaande leek.
De Commissaris van de Koningin had het Gemeentebestuur bericht dat de raad
ieder jaar op de begroting een post van 25,— opnam als kledingtoelage van de
veldwachter. De commissaris vond dat bedrag te laag. Dit moest men beslist iets
hoger stellen.
Eerder had hij al eens geschreven dat de veldwachter van St. Pancras naar zijn
mening te weinig verdiende. Gezien het lage salaris dat de man kreeg, moest daar
een kledingtoelage bij gegeven worden die de man in staat moest stellen zich op de
juiste wijze te kunnen kleden.
Burgemeester en wethouders konden meegaan met de zienswijze van de
Commissaris en verhoogden op de gemeentebegroting van 1905 deze toelage van
25,— naar 50,—.
Toen de begroting werd behandeld en het erop ging lijken dat de raadsleden deze
verhoging niet wilden slikken, voerde burgemeester Smit o.a. aan dat een nieuw
uniform met een bijbehorende pet 45,— kostte en dat men de man toch in staat
moest stellen om tenminste eenmaal per jaar een nieuw pak te kunnen kopen.
Raadslid Nobel antwoordde "Zoiets kun je ook wel voor 20,— kopen."
Het leek de heer Kloosterboer een billijk voorstel, maar toch kon hij zijn stem er
niet aan geven gezien de manier, waarop de man zijn plicht vervulde. Wel moest
Kloosterboer toegeven dat de straatschenderij de laatste tijd heel wat minder was
geworden.
Een en ander leidde ertoe dat de raad niet meeging met het voorstel van B. en W.
en de kledintoelage terugbracht naar het oude bedrag.
Toen de begroting werd opgestuurd naar GS voegde burgemeester Smit daar een
briefje bij met de mededeling dat B. en W. wel hadden geprobeerd om de
kledingtoelage van de veldwachter te verhogen, maar dat de raad dit niet wilde. Hij
vermoedde en dat vermoeden werd gedeeld door de wethouders en andere mensen
uit St. Pancras, dat het niet kwam omdat de man zijn plicht niet deed, maar dat men
hem gewoonweg niet mocht.
(de Regenten vroegen van het onderwijzend personeel dat dit zijn werk ijverig en vol plichtsbetrachting moest
verrichten en van de veldwachter werd verwacht dat hij op straat de jeugd in toom hield en ervoor waakte en er op
toezag dat lammeren en eenden geen te velde staande vruchten vernielden en tegelijk beknibbelden de Regenten
het loon van onderwijs en zorg. Is er nadien veel veranderd
116