Wethouder Duif, metselaar Hes, Dirk Koning en J. Schouten verklaarden eveneens
dat de eenden van Willem Booy goed werden vastgehouden maar dat die van Weel
altijd los waren en o.a. flinke schade aan de aardappeloogst berokkenden.
In zijn archief bezat de burgemeester nog het onderstaande oude proces-verbaal:
In den jare achttienhonderd-negenenzestig, den achttienden dag der maand Juny
heb ik ondergeteekende Jan Pluis, Veldwachter van en wonende in de gemeente
Sint-Pancras opgemaakt het navolgende proces-verbaal.
Gistermorgen ten half tien ure, toen ik mij op surveillance bevond op den Geest en
in den Achtergeest in den gemeente heb ik bevonden dat er twee lammeren van
Teunis Weel, landbouwer, wonende aan den Achterweg te Sint-Pancras onder de
gemeente Koedijk, op het bouwland en wel op het te velde staande haver daarop,
van Arie Schoen liepen. Genoemd bouwland is gelegen in de gemeente Sint-Pan
cras, grenzende aan het perceel van Teunis Weel en door dezen bewoond.
Herhaaldelijk waren er ook van andere buren klagten ingekomen dat de lammeren
van Weel in de te velde staande oogst liepen en zijn dus Weel en diens echtgenoote
door mij meer dan eens gewaarschuwd om hiertegen te waken. Daar mij nu echter
bleek dat die waarschuwingen vruchteloos waren heb ik mij begeven ten huize van
Weel en daar deze niet thuis was, heb ik diens vrouw te kennen gegeven dat hare
lammeren liepen in eens anders bebouwing en ik haar dus bekeurde en van de
overtreding proces-verbaal zou opmaken.
In oktober 1899 meldde Van der Velde aan de Officier van Justitie dat hij klachten
ontving over nachtelijke diefstallen van te velde staande of op 't zwad liggende
vruchten. Het betrof vooral kool en uien.
(zwad een snee koren of gras. Het woord komt vermoedelijk van zwaaien (met een zeis). Het Fries kent
het woord zwee een regel afgemaaid gras. Hier betekent het los gesneden getrokken veldvruchten, die
liggen te drogen voordat ze geoogst worden)
Uit Koedijk kwamen gelijke geruchten. Nadere bijzonderheden wist hij niet. Even
min wat eraan gedaan moest worden. Want surveillance door de veldwachter was
door de uitgestrektheid van de polder, zowel te land als te water, moeilijk.
Een paar dagen later schreef hij opnieuw naar de Officier.
In de tweede brief vertelde hij dat een paar bouwers in het veld hadden gewaakt.
De vorige avond hadden D. Kloosterboer en Jb Tol een man gezien op de akker
van de akkerbouwer C. Wagenaar.
Toen ze er zacht naar toevoeren zagen ze dat er behalve de man op de akker, ook
een vrouwspersoon aanwezig was, die zat in een aan de akker gemeerd schuitje.
112