staan dat aardvlooien zijn mooie plantenbaan in korte tijd geheel hadden kaal
gevreten.
Jaap Kooy, {de vader van de naar Australië geëmigreerde Jan en brandstofhandelaar Cur en Jaap Kooy -
Pauw) bestrooide daarom zijn plantenbanen met roet, dat hij bijeen had geschraapt
uit de schoorsteen van zijn groentekas. Of het hielp is niet bekend.
Wel was de plantenziektekundige dienst uit Wageningen altijd nieuwsgierig naar
de uitkomst van dergelijke probeersels.
een goede buur...
Het 'kleinvee' liep weg. Dit was tot de ontdekking gekomen dat het gras bij de
buren groener was. En niet ieder dier (mens leek precies het verschil tussen mijn
en dijn te weten.
Het was daarom niet zonder reden dat raadslid Duif in 1890 informeerde naar de
verordening op de niet- vliegende vogels, oftewel de hoenders.
In 1893 vermeldde Van der Vijzel dat er in St. Pancras 300 hoenders, 200 eenden
en 16 zwanen waren.
In 1894 werd in een raadsvergadering geklaagd over loslopende honden en kippen
en verweet men de veldwachter een te slap optreden en hem moest worden aange
zegd dat hij in dezen strikt de verordening moest handhaven.
In augustus 1896 deed de aan de Achterweg wonende Teunis Weel zijn beklag bij
de burgemeester. Vier van zijn eenden dreven dood in de sloot. Dat had molenaar
Timmerman op zijn geweten, want die had hem meermalen verzekerd: "Ik sla die
beesten van jou nog eens dood!" En zojuist had Timmermans knechtje Dirk Zee
man hem verteld dat hij dit voor zijn baas had moeten doen.
Als de burgmeester meer wilde weten, dan waren de metselaar Jan Hes en de
dagloner Aart Kriek zijn getuigen.
De volgende dag vertelde de door de burgemeester opgeroepen Nicolaas Timmer
man dat een jaar eerder de eenden van Weel veel schade hadden aangericht op zijn
hooi- en bouwland. Nu hadden ze zijn bonenoogst aan de Oostwal grotendeels
vernield. Vaak had hij zowel Weel als de gemeente - veldwachter gewaarschuwd.
Het antwoord van Weel was steevast: "Dat doen mijn eenden niet." Hierop had
Timmerman gezegd: "Wel, als het jou eenden niet zijn, kan ik ze wel doodslaan,
want dan zijn ze van niemand."
Enige dagen geleden vernielden die beesten weer zijn te velde staande vruchten en
dat was de druppel die bij hem de emmer deed overlopen en toen had hij tegen zijn
knecht gezegd: "Sla die beesten maar dood."
111