In 1896 kochten enige bouwers uit St. Pancras een aardappelbesproeier voor geza
menlijk gebruik en daarmee hoopten zij de aardappelziekte te bestrijden. Met een
mengsel van 100 gram kalk en 250 gram kopervitriool in 50 liter warm water
opgelost, werden de aardappelen besproeid. Elders had men de ervaring opgedaan
dat aldus behandelde planten een grotere opbrengst gaven dan de niet behandelde
gewassen.
Na afloop van het seizoen vertelden de gebruikers dat ze niet hadden kunnen
vaststellen dat het gebruik van het apparaat een gunstige uitwerking had, want de
ziekte deed zich in het bewuste jaar niet voor. Wel constateerden enkelen dat de
besproeide aardappelen langer groen waren gebleven en dientengevolge meer
opleverden.
Spuitmiddelen, waarin koper was verwerkt, deden gedurende lange tijd opgeld.
Later werd ook met een tin bevattend middel gespoten.
Dacht men aanvankelijk dat de zieke planten behandeld moesten worden, later ont
dekte men dat dit weinig hielp, maar dat de aardappelplant een voorbehoedmiddel
nodig had.
In 1898 werden hier 3000 ratten gedood.
Voor een gedode rat kreeg men een premie van
10 ct. Vandaar dat de ratten de ge-meenschap een
schadepost van 300,— bezorgden.
Op veel plaatsen in het Geestmerambacht heerste
toen een rattenplaag en had men soortgelijke
regelingen.
Een andere plaag was die van de rupsen. Ook dat
kon desastreus zijn. Als een tuin-der niet goed
oplette, zag hij zijn land kaal gevreten terug. Dus
was het zaak om zodra de koolwitjes hadden
gevlogen, meteen ter plekke te zijn en dan moest
de koolboer van 's morgens vroeg tot 's avonds
'rupsen plukken'. Op één halfvolgroeide kool was
een aantal van ruim 100 rupsen niet zeldzaam.
In juni 1900 schreef Van der Velde aan GS dat de tuinders van St. Pancras in hun
gewassen vreselijk veel overlast van ongedierte hadden: ratten - vlooien -
scheerworm - kraaien (roeken en kauwen).
Zaai-"machine"
108