De volgende zondagen was Jan op zijn tuin te vinden. Samen met een goede kennis
spitten ze eerst de akker van Jan en toen die van zijn vriend om. Vervolgens was
het mest kruien en eggen.
Door de week zag hij meestal geen kans iets aan zijn tuin te doen, in de regel kwam
hij hiervoor 's avonds te laat thuis van zijn werk.
Natuurlijk was deze gang van zaken niet de bedoeling van de dominee, hij preekte
niet graag voor lege banken maar troostte zich met de gedachte dat preken voor
lege magen nog slechter was...De jaren gingen voorbij, de kinderen werden groot.
Eén van Jans jongens was in de leer gegaan bij een timmerman, de anderen gingen
evenals als Jan naar de boer. Hun vooruitzicht: Net als vader Jan hun gehele leven
hard werken voor een sober bestaan.
Tot onverwacht een keer kwam in hun bestaan. De schoolmeester had een cursus
landbouwkunde gevolgd en maakte na afloop van deze cursus een praatje met de
dominee. Samen broedden die twee een plannetje uit. Dit leidde ertoe dat de
dominee in de kerkenraad voorstelde om land beschikbaar te stellen voor tuin
bouw. Met tuinbouw kon men op een kleinere oppervlakte zijn brood verdienen
dan dit voor veeteelt het geval was. De kerkenraad ging mee met het voorstel van
de dominee, de meester organiseerde een avondcursus voor aanstaande tuinders en
de boerenleenbank verklaarde zich bereid aanstaande tuinders een startkapitaaltje
te lenen.
Ook Jan Duim waagde deze sprong en met redelijk succes.
Enigszins vergelijkbaar is de volgende geschiedenis uit St. Pancras.
Op 10 februari 1892 ondersteunde burgemeester L. van der Vijzel het verzoek van
de dienstplichtige soldaat KLAAS van der WOUDE om verlenging van zijn ver
lof Hij was op dat moment reeds vier maanden met verlof thuis en wilde dit graag
met nog twee maanden verlengd zien. Klaas was de oudste zoon van de weduwe
Neeltje van der Woude - Slot. Naast hem had zij nog drie kinderen. Zolang de
kinderen nog klein waren, leefden ze van een Weldadigheidsinstelling.
(Vermoedelijk de diaconie van een kerk of de Armvoog-dij). Toen de kinderen
wat ouder waren, begon ze een klein landbouwbedrijfje (warmoezerij). In de
maanden maart en april was er in het bedrijf volop werk, waarbij de oudste zoon
niet kon worden gemist, want de weduwe was niet in staat om een knecht te
betalen.
Daarom gevoelde de burgemeester zich verplicht dit verzoek krachtig te
ondersteunen en schreef aan de commandant van Klaas, dat wanneer deze niet
bevoegd was om over het verzoek te beslissen, Van der Vijzel dat graag wilde
weten want dan zou hij het verzoek naar de Koningin-regentes sturen.
98