Broodoorlog te Amsterdam. (J H Speenhof)
Twintig centen kost een borrel.
Zestien centen kost een brood.
En we durven ons beklagen
Over harden voedselnood.
(Voorspel)
Houtman mocht wel Boudman heten,
Want de man heeft stout gedaan.
Deze Amsterdamsche bakker
Biedt zijn brood goedkooper aan.
Zestien centen durft hij vragen.
Oproer in de bakkerij
Ziet, de Amsterdamsche vrouwen
Zijn er als de kippen bij
"Onderkruiping, pnjsbedervmg
Dondert heel de bakkersbond.
"Met een brood van zestien centen,
Komen we onmoog'lijk rond.
Door bezorging, bakloon, grondstof,
Door belasting, licht en vuur,
Is een prijs van twintig centen,
Niet onbillijk, niet te duur."
Tusschenspel)
"Houtman mag geen meel meer hebben,
Houtman krijgt geen onsje gist,
Nee, die zestien-centen-bakker:
Winkel dicht en hem gekist."
Naspel)
Houtman draagt zijn naam met eere,
Als zijn groote naamgenoot.
D'een ontdekte werelddelen,
D'ander het goedkoope brood
Hoe ze vitten, hoe ze hakken
Op dien dwazen handelsman,
Houtman heeft ze klaar bewezen
Dat 't wel goedkooper kan.
87