DE ONTVANGER
Het veen in 1921.
En wat er in 1921 met de ontvanger aan de hand was
De raad mocht het zeggen en mag het zeggen.
De vorige gemeente-ontvanger had om de een of andere reden bedankt en in zijn
vacature moest worden voorzien. De taak van een gemeente-ontvanger was er voor te
zorgen dat de gemeentelijke belastingen goed werden geregeld en tijdig werden geïnd.
De gemeente deed een oproep en dit had tot gevolg dat er 26 sollicitaties binnen
kwamen. Hiervan waren er 6 afkomstig van raadsleden, anders gezegd: bijna alle
leden solliciteerden, slechts één toonde geen belangstelling voor dit lucratieve baan
tje. Want er viel wel iets mee te verdienen. Als raadslid kreeg je één of anderhalve
gulden voor een bijgewoonde vergadering van de raad, dus 10,- tot 15, - per jaar
De beloning voor een ontvanger was enkele honderden guldens per jaar
Op 27 april 1921 moest de Raad een keus doen uit de sollicitanten.
Bij de eerste stemming was de uitslag als volgt: J. Schuit 1 stem; S Duif Jz. 1 stem;
P.Gootjes 1 stem; D. Kloosterboer Jz.. 1 stem; P Bakker 1 stem J. Slijker 1 stem en
J. van Kampen 1 stem. S. Duif Jzn was geen raadslid, M Duif wel - het lijkt er op
dat ieder raadslid zichzelf stemde en Maarten een andere Duif.)
De tweede stemming kreeg een niet toegelicht commentaar.
De uitslag was P. Gootjes 4 stemmen en D. Kloosterboer Jzn. 3 stemmen. Nadat de
andere raadsleden Gootjes hadden gelukgewenst met zijn benoeming, merkte de heer
P. Bakker op: "Die een kuil graaft voor een ander, dondert er zelve in
In januari werd bekend dat Koedijk in principe akkoord was gegaan met de aan de
veenderij gestelde voorwaarden
Een andere moeilijkheid was reeds overwonnen: De huurders van het in de Manjeplas
gelegen land, hadden hiervan afstand gedaan. Jb. Kloosterboer Dzn. één van de huur
ders, had daar nog een modderbelt liggen en deze was voor 85,- overgenomen en er
zou naar gestreefd worden die zo voordelig mogelijk op te ruimen.
Samen met Koedijk werd afgesproken dat er een veencommissie in het leven zou
worden geroepen waarvoor iedere gemeente twee raadsleden en een wethouder zou
leveren.
In 1921 bestond de commissie uit J. van Kampen, die tot secr. penningmeester werd
benoemd en die tevens het dagelijks toezicht zou uitoefenen, D. Kloosterboer Jzn en
J. Schuit. Van Koedijk waren het C. Beets, die het voorzitterschap van de commissie
op zich nam, W. de Geus en A.J. Verduin.
77