De IJsclub vroeg aan de gemeente een subsidie, een aanvraag, die ondersteund werd
door twee stevige argumenten:
1. De ïjsclub wil graag sportief bezig zijn Zodra het vnest, hebben we graag een
goede en betrouwbare baan. (In die tijd beschikte men nog niet over een ijsbaan, maar trok
het bestuur bij vriezend weer de polder in en zocht een mooie baan op een sloot.)
2. Als er sneeuw ligt of wanneer er druk wordt geschaatst, moet de baan worden
geveegd Daarvoor hebben we baanvegers nodig. We hebben geen geld om
dezen te betalen en verzoeken U ons daarvoor 25,- subsidie te geven. U helpt
daarmee de schaatsers en de werklozen.
Het oudste raadslid van de wilde partij, de heer D Kloosterboer Jzn hij zat reeds
vanaf 1886 m de raad, deed in 1920 deze suggestie aan zijn collega's: "Als het niet
vriest, geven we die club niets, vnest het wel, dan geven we hen subsidie zolang het
sterk ijs is."
Juffrouw Dalmeyer in de
problemen
Ook het onderwijs kampte met moei
lijkheden. In 1917 kreeg juffrouw
Dalmeyer van de openbare school 43
kinderen onder haar hoede Een hok
vol En waren ze nu allemaal een jaar
of negen geweest, dan had ze
waarschijnlijk haar mond nog wel
gehouden, maar nee, ze waren
verdeeld over klas 1, 2 en 3. (in de
huidige tijd dus groep 3 - 4 en 5 En
wanneer hierbij wordt bedacht dat een
eerste klas altijd minstens tweemaal
zoveel van de tijd en de aandacht van
de juf vraagt als een andere klas, dan
is het begrijpelijk dat ze haar taak veel
te zwaar vond en het college vroeg
om haar enige hulp te geven Maar dat
moest geld kosten en de heren, die op
het kussen zaten, oordeelden: "We
horen nooit klachten over het
onderwijs, het gaat daar wel
Juffrouw Dalmeyer goed, de juf klaart het wel
65