Wanneer jullie de Manjeplas geheel of voor een groot gedeelte gaan uitbaggeren en
vergraven hebben jullie geen huurinkomsten, waarmee anders o a grond- en polder-
lasten werden betaald. Om dit op te vangen moeten jullie een garantiefonds stichten,
groot genoeg om uit de rente van dit fonds de op de Manjeplas rustende ver
plichtingen te voldoen.
Daarnaast moeten jullie zorgen voor een goede bemaling die t.z.t. zorgt voor een
goede waterafvoer van het lager gelegen uitgeveende land. Ook moet er om het
ontstane lager gelegen gebied een gekiste bedijking worden gemaakt, zodat het
doordringen van het buitenwater wordt belet.
De meeste raadsleden zagen het avontuur wel zitten
De heer M. Duif was minder enthousiast. Hij was met Jan Wever en Willem
Koornstra in de Manjeplas wezen kijken Deze uit het Friese veengebied afkomstige
mannen vertelden hem dat er per roe ongeveer voor 4,50 turf was. (per snees voor
72,-). Dat klonk natuurlijk wel leuk, maar hij was bang dat het land na het
baggeren zo met waardeloos zou zijn, dan wel een stuk in waarde zou zijn gedaald
en hij betwijfelde of deze waardedaling uit de turf kon worden gehaald.
De meeste raadsleden keken de toekomst zonniger tegemoet en bedachten tevens dat
ze een aantal werklozen een inkomstenbron konden geven, vandaar dat zij B. en W
machtigden de nodige maatregelen te nemen om aan de voorwaarden van G S te
kunnen voldoen.
Aanvankelijk maakte het college weinig haast met het treffen van voorbereidende
maatregelen.
Het college van Koedijk had bericht dat dit van de Pancrasser plannen had gehoord.
Graag wilde dit gemeentebestuur eens met dat van St. Pancras spreken of ze het
project niet gezamenlijk konden ondernemen en zo ja, wat dan de voorwaarden
hiervoor zouden zijn, want ook in Koedijk had men te kampen met armoede en
werkloosheid Het wachten was dus op de uitkomst van het gesprek met Koedijk
Veel mensen hadden het toen moeilijk.
Dat werkloosheid en armoede in Koedijk zwaar drukten blijkt o.a. uit de cijfers van
het Burgerlijk Armbestuur van Koedijk over 1920.
De ontvangsten, die vooral bestonden uit de betaalde huren van het Armvoogdij
land, bedroegen 7.029,—
De uitgaven bestonden uit de betaalde belastingen, die op de Armvoog-
dijlanden rustten en de verstrekte ondersteuningen waren8.365,—
hetgeen een tekort opleverde van1.336,
64