een revolutie in Duitsland, waarna de Duitse keizer de benen nam en in ons land
onderdak vroeg.
In ons land was men bang voor een revolutie door toedoen van het Tweede Kamerlid
van de S.D.A.P., de heer Troelstra.
Vermoedelijk was de Burgerwacht hier reeds m 1918 opgericht, want in juni 1919
kreeg de raad een verzoek om hen in plaats van 50,— subsidie nu 150,— te
geven.
Niet iedereen was even blij met de komst van dit semi-militair gezelschap en dat
kwam ook tot uiting in de gemeenteraad, toen dit subsidieverzoek werd behandeld.
B en W. adviseerden de raadsleden in verband met de gemeentelijke financiën en de
gedrukte tijden die verhoging niet te verlenen.
Wethouder P Bakker adviseerde de raad geen subsidie te geven, "want deze club
wekt verzet op.
Maar P Gootjes was van mening dat de leden van de Burgerwacht tijd en moeite
gaven om hun oefeningen te doen, op verzoek van de regering Wanneer dit in
aanmerking werd genomen, kon de raad hun moeilijk deze steun weigeren.
Van Kampen vond dat de Burgerwacht te eenzijdig was samengesteld en daarom een
verkeerde invloed had in de gemeente en dus maar beter kon verdwijnen.
De Burgemeester betreurde de eenzijdige samenstelling en hoopte dat de
burgerwacht zou dienen als een dode kat, die zonder in actie te komen, toch de
muizen schrik aan wist te jagen. De subsidie werd niet toegekend. Het volgende jaar
vroeg de Burgerwacht 100,— subsidie. In B. en W. was de burgemeester een warm
pleitbezorger en zodoende kwam het college niet tot een eenstemmig advies aan de
raad. In de raad staakten de stemmen en dat betekende: geen subsidie.
De Burgerwacht verdween, ervoor in de plaats kwam de Bijzonder Vrijwillige
Landstorm (B V. L een club mensen die schietoefeningen hielden om in geval
van nood de militaire macht te kunnen bijstaan.
Om warm te worden.
Met de turfproductie op het voormalige land van Spronk werd meteen begonnen.
De gemeentelijke 'turfcommissie' wist in 1918 reeds 700.000 steekturven te
verkopen resp. voor 6, - en 4, - per 1000. In de zomer van 1919 waren er nog
2500 steekturven over. Omdat P, Keizer gedurende de afgelopen winter de turf had
afgeleverd werd hem, bij wijze van beloning, deze overgebleven partij toegekend.
In 1918 wist het college van B. en W. niet zeker of het vervenen nog lang moest
doorgaan. De Manjeplas bestond voor een groot gedeelte uit veen, maar moest dit
60