55
voldoen. Met dit geld werd de lening weer afgelost. Natuurlijk was de bakkers te
verstaan gegeven dat zij de 'grensprijs' van brood niet mochten overschrijden.
Later kregen B. en W. van de bakkers Gutter en Van der Bijl een dankbetuiging
omdat het college voor hen meel had ingekocht.
Aanvankelijk was het verboden om het meel te builen (het uitzeven van de zemelen)
en mocht er alleen bruin brood worden gebakken. Voor mensen met een zwakke
maag werd een uitzondering gemaakt, alleen voor hen mocht wit brood worden
gemaakt. Er zijn nog nooit zoveel maaglijders geweest als toen
Enkele maanden later trok de Minister van Landbouw dit gebod in en mochten de
bakkers weer net zoveel wit brood maken als het publiek vroeg. Toen dit bericht uit
Den Haag was ontvangen besloot de Raad van St. Pancras Nu de Minister ons dit
berichtte en in alle omringende gemeenten weer wit brood wordt gebakken en hier
tersluiks wit meel wordt ingevoerdwordt de Pancrasser bakkers toestemming ge
geven wit brood te verkopen.
Van echte distributie was aanvankelijk geen sprake. In het eerste en tweede
oorlogsjaar was er genoeg voorhanden. De regering had geen voorraden aangekocht,
want verwacht werd dat de oorlog niet zo lang zou duren.
In 1916 verslechterde de toestand. Dit kwam omdat Duitse duikboten elk schip dat
ze zagen, probeerden te torpederen en hierdoor werd de aanvoer van levensmiddelen
over zee, steeds slechter.
Dit werd nog versterkt door de honger van Duitsland. Naar dat land kon vrijelijk
worden geëxporteerd en toen bleek dat bij veel Nederlanders de lust om zichzelf te
verrijken sterker was dan het verantwoordelijkheidsgevoel voor de eigen landge
noten. Niet verwonderlijk dat de voedselprijzen behoorlijk opliepen waarvan - zoals
altijd - de arme man het meest de dupe werd.
Dit vroeg om maatregelen. De gemeenten kregen bericht orde op zaken te stellen
door een LEVENS-MIDDELEN - BEDRIJF op te richten (Hiermee werd bedoeld
dat iedere gemeente moest zorgen voor een eigen distnbutiedienst).
Zo deed het Levensmiddelenbedrijf zijn intrede in St. Pancras. Het moest zorgen
voor de aanwezigheid van natuurlijk levensmiddelen, maar ook voor brandstoffen en
huishoudelijke voorwerpen. B. en W. moesten zelf bepalen, welke levensmiddelen
zouden worden gedistribueerd en hoe dit geregeld moest worden. Een administrateur
moest - onder verantwoor-delijkheid van B. en W. - de benodigde werkzaamheden
verrichten.
Aanvankelijk deed burgemeester Kroonenburg dit in eigen persoon Nog in 1916
vergde het Levensmiddelenbedrijf zoveel van zijn tijd dat hij de raad vroeg voor de