paard. Aanvankelijk zette hij het bedrijf op de oude voet voort. Vaak werkte hij
samen met Herman Quant, die in de Achtergeest woonde, vlak bij Bleeker.
Eens gebeurde het dat Willem Bleeker een koe in zijn weiland had lopen, die daar
niet rechtmatig was gekomen Willem moest voor de rechter verantwoording doen
en vertelde deze: "Ja, ik zag ergens een stuk touw liggen en dacht: 'Dat touw neem
ik mee'en laat aan dat touw nu nog een koe vastzitten ook."
Bleeker huurde enige stukken weiland, die m de nabijheid van zijn woning lagen en
eigendom waren van "Het Hoge Huys" te Alkmaar Dit weiland bestond
gedeeltelijk uit veen. In de oorlogsjaren was Bleeker reeds begonnen met daar turf
te steken. "Het Hoge Huys" liet dit oogluikend toe, want op zijn beurt zorgde
Bleeker voor de melk- en zuivelvoorziening van deze instantie.
In de eerste jaren na de oorlog stak hij daar nog wel eens turf Op die manier waren
er allerlei gaten in het weiland ontstaan.
Jan haalde toen met paard en wagen het huisvuil op in het Zuideinde. Dit bestond
voor een groot gedeelte uit as en plantaardig afval. (asvaalt en asemmer waren gangbare
woorden voor vuilnisbelt en afvalemmer). De door Bleeker gestoken gaten werden door Jan
gedicht met het opgehaalde huisvuil.
In die tijd had de verkaveling nog niet zijn beslag gekregen en werd er vaak gebruik
gemaakt van de schuit. Natuurlijk ging dat niet altijd goed. Het kon gebeuren dat bij
het uitstappen één van de paarden te water geraakte. Dit moest er dan door een
ander paard weer uit worden getrokken.
Herman Quant maakte het mee dat al varende voort één van zijn paarden overboord
viel Om de nek van het beest was een touw gebonden, bedoeld om het op zijn
plaats te houden, maar toen werkte het als een soort stropEen werkman van
Gerbrand Duif, al een ouder iemand, wist dit touw door te snijden en gelukkig
kwam het beest zonder letsel weer op het droge.
In die tijd kocht Jan van Anton Wit een huis, dat aan de Benedenweg stond. Antons
vader had daar een brandstoffenhandel gehad, maar die was inmiddels overleden.
Wel maakte zijn huishoudster nog gebruik van het huis. Dit vrouwtje bleef daar
wonen, Jan gebruikte een kamertje en enige bergruimte en had daar vooreerst
genoeg aan.
134