Dit laatste betekende dat hij iedere dag een fikse wandeling moest maken en
onderweg voldoende gelegenheid had om alles goed te bekijken en eveneens voor
het uithalen van kwajongensstreken.
Het betekende ook iets anders. Toen ca. 6 jaar later vader Van Honck opnieuw
thuiskwam met de boodschap dat hem elders een betrekking was aangeboden, was
het eerste dat Jan zei: "Maar ik ga niet mee, het bevalt mij hier veel te best, ik blijf
in Sint Pancras!"
Op dat tijdstip werkte Jan al enige jaren bij Piet van Stralen in Heerhugowaard.
Van Stralen had een gemengd bedrijf, dat werd uitgeoefend op bouw- en weiland.
Dit hield voor Jan in dat hij lange dagen moest maken.
's Morgens om vijf uur begon hij met melken. Wanneer hij daarmee gereed was,
moest hij mee naar de akker en daar leerde hij o.a. het eggen en het ploegen, zaken
die hem later goed van pas zouden komen. Aan het eind van de middag moesten de
koeien opnieuw worden gemolken. Wanneer dit achter de rug was, moest het vee
nog worden verzorgd, 's Winters was dit een heel karwei: de stal moest voorzien
worden van schoon stro en aan de koeien moest water en voer worden gegeven.
Vaak was het dan halfacht, voordat hij naar huis ging en 's zondags werd dit nog
wel eens een half uurtje later.
In 1940, het eerste jaar dat hij bij Van Stralen werkte, verdiende Jan 2,50 per
week.
"Het is toen wel gebeurd dat ik geen zool meer onder mijn laars had en ik half hui
lend van de kou naast de paarden liep, maar thuis wilde ik dan niet aankloppen om
nieuwe laarzen, want daar konden ze het geld veel te goed voor andere zaken
gebruiken."
Zijn volgende baas was Jaap Blom, die een modelboerderij had in de Achtergeest.
Daar bleef Jan slechts één jaar, want toen hoorde hij dat Jan Meereboer een knecht
nodig had.
Meereboer had een loonwerkersbednjf op Benedenweg 192. Tegen betaling ver
richtte hij diensten voor anderen. De diensten bestonden uit ploegen en eggen en het
vervoer van producten als kool en andere groenten, aardappelen, maar ook mest,
cokes, stenen enz Dit was werk, waarnaar Jan reeds lang had uitgekeken en hij
voelde zich bij Meereboer dan ook meteen echt in zijn element.
132