Oudorp, 21 april 1982. Geachte Mijnheer Klinkhamer, Ugaat de begrafenisvereniging Memento Mori' verlaten, heb ik gehoord en gelezen. Dat vind ik erg jammer en alle mensen met mij, heb ik bemerkt. Maar Uw redenen, begrijp ik best. Ik schrijf U omdat ik U wil bedanken voor de samenwer king. Er viel wel met U steeds te piraten over het verloop van de dienst. U heeft het begraven nooit als een vak beoefend. Gelukkig niet. U was niet verzakelijkt, en het ging bij U niet om de cen ten. Ik heb er altijd bewondering voor gehad dat U - met de dragers - de uitvaartdienst bijwoonde. En dan niet kletsend achter in de kerk, maar eerbiedig meelevend. Steengoed vond ik dat. Ik hoop dat de eenvoudige menselijke sfeer in het dra- gersgilde mag blijven. Alleen dan blijft begraven een van de christelijke werken van barmhartigheid. U nogmaals dankend voor Uw mentaliteit en samenwer king met hartelijke groeten, D. Braakman. Indien mensen van het eerste uur, zoals Piet Kliffen, Jan Tamis, Aart Schuur, Willem Keizer, maar ook Cor Schröder, Frans Kunst en Cor Mad- derom, om enigen te noemen, het bovenstaande getuigenis hadden kunnen lezen, zouden ze naar mijn mening hebben gezegd: Ja, zo'n vereniging stond ons voor de ogen en daar streefden we naar. 63

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 1999 | | pagina 67