BANKZAKEN. Omstreeks 1880 - 1890 ging het in Nederland, evenals in veel andere lan den, op agrarisch gebied minder goed. Misschien dat het Geestmerambacht enigszins een uitzondering vormde. Hier moest in die iaren de veeteelt plaats maken voor de tuinbouw. Veel weiland werd versnipperd Er werden akkertjes van gemaakt, omgeven door sloten. Het mes sneed daarbij aan twee kanten het land werd ver hoogd met de vrijgekomen grond en de afVoer van de producten werd ver gemakkelijkt. Toch gold ook hier dat voor een goede bedrijfsvoering er tijdig vernieu wingen en investeringen plaats moesten vinden. De meeste banken stonden destijds niet te dringen om geld te verstrekken aan de aerariërs. Men vond de basis van hun bedrijven te wankel en de op brengsten er van te gering. Reeds voor die tijd had een Duitse burgemeester gezien dat. hoewel de ar me plattelandsbevolking hard ploeterde om het hoofd boven water te hou den, deze mensen vaker achteruit- dan vooruit boerden. Eveneens zag hij dat ze vaak geld van woekeraars moesten lenen en deze laatsten rustten in de regel niet voordat ze het schamele bezit van hun slachtoffers aeheel in handen hadden. Deze burgemeester, Raiffeisen geheten, kwam al piekerend tot de oplos sing: er moet een bank komen, die gevoed wordt met spaargelden van mensen en die dit tegen een billijke rente uitleent aan eenzelfde categorie personen, die lid zijn van deze bank. Ook achtte hij het wenselijk dat zulke plaatselijke banken (die in wezen coöperatief waren) zich verenigden in een club van gelijk gerichte instellingen, welke op die manier een gezamenlijk kapitaal vormden, dat uitgeleend kon worden. Na een wat moeilijke start ontwikkelden de naar hem genoemde banken zich in Duitsland vrij voorspoedig en vond dit voorbeeld ook elders navol- 21 "GELD" De één heeft het. de ander heeft het en de derde had het wel graag.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 1999 | | pagina 25