31
Wij kochten een melkzaak en de melk moest naar een fabriek worden gebracht in
Heerhugowaard.
Als wij uitgingen naar de duinen in Bergen, namen wij paard en wagen en een
paar melkbussen met limonade en wat eten mee.
Ons dorp had een veldwachter en als jongeling was ik lid van de plaatselijke
gymnastiekclub.
De straat werd verlicht door petroleumlampen, die elke avond aangestoken
moesten worden. Ik heb nog eens zo 'n lantaarn stuk gegooiod en op het aan
plakbord in het dorp verscheen een berichtje, waarbij een beloning werd uitge
loofd voor het bekend maken van de dader, maar ik ben er gelukkig goed door
heen gezeild. Later kwam er gasverlichting, wat een hele verbetering was.
Wij hadden een regenwaterbak en ook een pomp, die in een put stond. In St.
Pancras was het zo, dat je maar een gat behoefde te graven van zo 'n drie tot
vier meter en het grondwater kwam naar boven, wat heel goed te gebruiken was.
Ik ben 22 maanden in militaire dienst geweest, waarvan 6 maanden aan het eind
van de Eerste Wereldoorlog. In 1922 trouwde ik met Neeltje en we kregen 6
kinderen: 4 meisjes en 2 jongens.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog hadden wij onderduikers in huis. De melk
zaak kwam tot stilstand en omdat er een tekort aan suiker was, maakten wij
bietenstroop. Het enige vertier, dat er was, bestond uit het opkijken naar de
bommenwerpers, die bij honderden overkwamen.
De hiernaast afge
beelde foto werd ons
vanuit Californië toe
gestuurd.
We vermoeden dat
Piet de Ruyter, Jan
Kuitwaard en Rens Smit
in de slee zitten.