Jan Roos schreef ook het volgende:
30
De overtocht naar Australië op de Grote Beer was vreselijk. Gewoon een bees
tenboel aan boord. Er zaten driehonderd man in het ruim. Wij waren nog be
voorrecht: we zaten met acht man in een hut voor vier. Vreselijk We hebben er
nog voor betaald ook. Een dochter was van begin tot eind zeeziek. De dokter
wou amper komen.
In de Rode Zee was het snikheet op de boot. Het stónk, verschrikkelijk gewoon.
Nergens airconditioning. Op elkaar gepropt. Slecht eten.
Maar het kamp Badhurst was prachtig. Je kon er schitterend wandelen. We
hebben er een maand gezeten. Geen enkel probleem. Vanaf het eerste uur was ik
gelukkig in Australië.
Jan: Ik had in Nederland altijd geldzorgen. Hoewel we de grootste melkwijk
van St.Pancras hadden en een melkfabriekje. Ik ben blij dat we gegaan zijn. De
toekomst van onze kinderen was de hoofdzaak. Ze zijn gelukkig allemaal goed
terecht gekomen. Maar het was voor mij wel een hele overgang om bij anderen
te werken terwijl je alti jd een eigen zaak had. Gelukkig had ik niet het idee dat
ik snel rijk zou worden in Australië.
Ik ben geboren in 1898 in Opperdoes.
Toen ik twee jaar was, zijn we verhuisd naar Wieringerwaard, waar mijn vader
kaasmaker was bij een klein boerenfabriekje. Ik herinner mij nog dat ik samen
met mijn vader de geïllustreerde bladen ging halen, die wij samen lazen met
boer Baan boer.
Toen ik zes jaar was, zi jn we naar St. Pancras verhuisd, waar ik al die tijd ge
woond heb, tot wij naar Australië vertrokken.
Op school heb ik zes klassen doorlopen en ben daarna 3 jaar naar de avond
school geweest. Meester Engel, de hoofdonderwijzer, was een heel goede on
derwijzer, die goed de orde wist te handhaven.
Wij hadden in het dorp een smid, die Maarten Riedel heette en toen wij later een
paard hadden, maakte hij voor ons de hoefijzers. Ik heb hem vee! aan het werk
gezien en 's avonds was het bij de smid een verzamelplaats voor jongens van
zo'n 17 tot 29 jaar en de smid nam de gelegenheid te baat door de jongens de
slijpsteen te laten draaien