Sommige dorpen, zoals bijvoorbeeld Oudorp, waren niet in opstand gekomen,
maar in het geval van Vroonen was de oorzaak een geheel andere, het venijn
schuilt in de staart van de boetebepalingen, waarin Jan van Avesnes bepaalde dat
een ieder zijn grond en huis dat hij bezat vóórdat de misdrijven werden gepleegd,
weer in bezit mocht nemen,
uytghenomem Vroenen ende alle dat goed dat diere van Vroenen was
soe wairt ghe legen es, dat onse neve selve behouden sal.
De bezittingen van de inwoners van Vroonen worden dus verbeurd verklaard
en toegewezen aan Jan I van Holland
Door deze beslissing kunnen de nog resterende inwoners van Vroonen dus niet
meer terug naar hun geboortegrond en dat betekende feitelijk het einde aan het
voortbestaan van het dorp Vroonen!
Deze bijzonder zware straf kan wellicht worden verklaard door het feit dat
Vroonen was gelegen in het reeds in 1254 door Rooms-koning Willem II
veroverde gebied rondom Alkmaar, waarvoor toentertijd al een onderwerpings
verdrag werd opgesteld, een verdrag waarvan we de inhoud overigens niet kennen.
Misschien hadden de inwoners van Vroonen zich vanaf die tijd loyaal betoond ten
opzichte van de hen opgelegde verplichtingen en genoten ze als gevolg hiervan een
zeker vertrouwen Dat vertrouwen hadden ze dan in 1297 - inmiddels onderhevig
aan een tweede verdrag - in de ogen van de graaf van Holland, ernstig beschaamd
Uit een oorkonde van het jaar 1323 weten we hoe het de overlevenden van
Vroonen daarna is vergaan. In deze oorkonde schenkt de zoon
en - in 1304-opvolger van Jan van Avesnes. graaf Willem III,
aan de kerk van Koedijk een jaarlijkse toelage voor de plaatselijke pastoor
'Prochipape
De oorkonde vangt echter als volgt aan:
"Wi Willem enz. maken cond enz. want onse lude, die te wonen
plaghen te Vroonen op die gheeste in Vriesland, bi onzen
goeddenken ende wille ghevaren zien metter wone op den Coedijc,
daer wi hem ene kerke hebben doen maken op onse eijghen erve,
ende med ons selves ghelde
43